Bominslag door bombardement
Vanaf augustus 1940 trokken zowel het schijnvliegveld op Ockenburg als het schijnvliegveld aan de Lozerlaan regelmatig de aandacht van de Royal Air Force. Tijdens de bombardementen door de Royal Air Force vielen ook vaak bommen in de omliggende omgeving en dus buiten het doelgebied. Op dinsdag 28 juli 1942 vond er rond 23:00 uur een bombardement plaats op de weilanden aan de Lozerlaan, tussen de percelen 3 en 5 en achter het perceel 12. Dit bombardement werd vermoedelijk door maar een vliegtuig uitgevoerd, waarbij vermoedelijk 2 brisantbommen werden afgeworpen. Daarnaast waren er ook 2 ongesprongen projectielen, waarbij waarschuwingsborden werden geplaatst. Volgens een tweede proces-verbaal waren er ongeveer 20 bommen afgeworpen, bestaande uit 7 of 8 brisantbommen en 12 of 13 brandbommen. Door het bombardement werd een kalf gedood, raakte een stier zwaargewond en een stier half lichtgewond. Deze 3 stieren behoorden toe aan de heer A. van Woerden, wonende aan de Lozerlaan 3. De zwaargewonde stier werd op last van de veeartsenkundigedienst afgemaakt en daarna met het gedode kalf overgebracht naar het Openbaar Slachthuis in Den Haag. Ook was er glasschade ontstaan aan 400 ruiten van kassen, gelegen langs de Lozerlaan. De kassen behoorden toe aan de heer H. Schoenmaker, wonende aan de Lozerlaan 12, waarvan de schade door de eigenaar werd geraamd op ongeveer 400 gulden. De overblijfselen van de genoemde brisantbommen en brandbommen werden door de afdeling Brandweer van de Luchtbeschermingsdienst, na te zijn uitgebrand en onschadelijk gemaakt, overgebracht naar de afdeling Luchtbeschermingsdienst aan de Laan Copes van Cattenburch 9 in Den Haag.
Op maandag 3 augustus 1942 om 19:25 werden de blindgangers door een Hauptman van het Luftwaffekommando Holland onschadelijk gemaakt en meegenomen. Daarna werd er op vrijdag 9 augustus 1942 door een Duitse militair van het Sprengkommando in Rotterdam bij de politie in Loosduinen verklaard dat hij een ongesprongen brisantbom, die vermoedelijk in de nacht van 28 op 29 juli 1942 door een overvliegend vliegtuig was afgeworpen en daarna terecht was gekomen in een weiland van P.F. Leerdam (wonende aan de Lozerlaan 2) had opgegraven. De Duitse militair had de projectiel meegenomen. Verder verklaarde hij dat in hetzelfde weiland nog een ongesprongen projectiel aanwezig was en op een zodanige diepte dat het niet te bereiken was en daar moest blijven liggen. Daarom wenste hij van de aanwezigheid van dit projectiel een aantekening in het kadaster van de gemeente Den Haag en een verklaring dat deze aantekening was gemaakt. Daarna moest deze worden verzonden naar de Ortskommandantur in Pernis.
|