Engelandvaarders
In juli 1940 ontsnapten 3 Nederlanders vanuit het bezette Nederland en staken met een twaalfvoetsjol de Noordzee over naar Engeland. Zij werden daarna Engelandvaarders genoemd en werd de erenaam voor alle mannen en vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog, na de capitulatie van de Nederlandse strijdkrachten op 15 mei 1940 en voor de geallieerde invasie in Normandie op 6 juni 1944 uit bezet gebied wisten te ontsnappen met de bedoeling zich in Engeland of ander Geallieerd gebied bij de Geallieerde strijdkrachten aan te sluiten om actief aan de strijd tegen de vijand deel te gaan nemen. De route naar Engeland was met een vliegtuig of over de Noordzee met een motorvlet, sloep of kano het kortst en leek daarom ook aantrekkelijk. Een ontsnapping over zee was uiterst moeilijk en riskant. Ook werd het door de opkomende Duitse kustverdediging haast onmogelijk, maar toch bleven de pogingen toenemen. De meeste pogingen vonden plaats in 1941, totaal 80, toen de kust van Nederland nog enigszins bereikbaar was. Maar in 1942 nam het aantal, onder de invloed van de maatregelen door de Duitsers sterk af. Vanuit 43 plaatsen werden in totaal 136 pogingen ondernomen om de oversteek naar Engeland uit te voeren. De meeste Engelandvaarders kwamen in Engeland na barre tochten over land via Belgie, Frankrijk, Spanje en Portugal.
Een van deze Engelandvaarders was Henderinus Jacobus van Vliet. Hij was geboren op 6 november 1922 in Den Haag. Hij was de zoon van Marinus Johannes van Vliet en Antje Brinkman. Hij woonde aan de Goudenregenstraat 18 en werkte als een kantoorbediende bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken in Den Haag. Op 31 mei 1942 verliet hij samen met Frits Gerard Luberti hun woonplaats Den Haag. Luberti was een oude vriend van Van Vliet en woonde aan de Goudenregenstraat 71. Luberti had van de aspirant-officier Robert van der Linden, die zelf tot Nancy was gekomen en door de Duitsers gearresteerd was, een adres van een cafe in Besancon gekregen vanwaar zij over de Zwitserse grens zouden worden geholpen. Zij vertrokken met de trein naar Breda en vandaar liepen zij over de grens naar het dorp Meersel, waar zij een tram naar Antwerpen namen. Hier sliepen zij in een boerenschuur en reisden de volgende dag via Brussel en Namen naar Astiers, waar zij in het Hotel de France een overnachting hadden. De volgende dag liepen zij over de grens naar Givet. Van hier namen zij de trein naar Charleville, waar zij tijdens de nacht in de wachtkamer verbleven. Daarna gingen zij met de trein naar Retel, vandaar met de bus naar Rheims en vandaar naar Parijs. Hier bezochten zij, na in een hotel bij het Gare d'Austerlitz te hebben geslapen, de heer Laurent (de ex-secretaris van het Franse Syndicat des Fonctionnaires), die Luberti door zijn vader kende. Laurent gaf de beide mannen gedurende 5 dagen onderdak. Op 9 juni 1942 bracht hij hen via Angouleme naar Rochefoucauld op de demarcatielijn. Laurent kende hier alle "cantonnniers" en hij bezorgde hen een hiervan als passeur, terwljl hij zelf op zijn document de lijn passeerde. In Taponas ontmoette zij elkaar weer en sliepen in een klein hotel. De volgende dag ging Laurent per trein naar Saint-Martin-le-Vieux, terwijl Van Vliet en Luberti lopend hier naar toe zouden gaan. Zij werden onderweg echter aangehouden en in Limoges gevangen gezet. Al na 4 dagen kwamen zij door de bemiddeling van de heer Laurent weer vrij en gaf hij hen onderdak bij een collega in Saint-Martin-le-Vieux. Zij bleven hier tot 24 september 1942. Ondertussen was de heer Laurent voor hen naar de Zwitserse grens gegaan om zich op de hoogte te stellen. Hem werd verteld dat de Nederlanders teruggestuurd zouden worden en hij ging daarna naar de Nederlandse consul in Montauban, die hem beloofde de namen van Van Vliet en Luberti op de Surinaamse konvooilijst te plaatsen. Hierna keerde Laurent terug naar Parijs en Van Vliet en Luberti bleven in Saint-Martin-le-Vieux. Zij kregen een bericht van de heer Van Lennep dat zij binnen een week naar Spanje zouden vertrekken en dat zij naar Lyon moesten gaan, waar het Spaanse visum voor hen klaar lag. Op 24 september 1942 vertrokken zij naar Lyon, maar daar bleek dat het visum echter niet aanwezig was. Zij woonden voor 3 weken in het Hotel Edelweiss. Zij gingen iedere dag naar het Office, maar het visum kwam niet. Zij werden daarna op 23 oktober 1942 naar Le Soler gestuurd en pas op 15 november 1942 werden zij door een passeur, betaald door de heer Kolkman, door de Pyreneeen over de Spaanse grens naar Gerona gebracht. Zij werden gearresteerd en na 10 dagen gevangen te hebben gezeten, werden zij naar Miranda de Ebro vervoerd. Op 22 mei 1943 werden zij naar Gibraltar gestuurd en gingen zij vandaar per konvooi naar Glasgow. Op 4 juni 1943 arriveerden zij in Engeland.
Op 4 juni 1943 werd Van Vliet door het Bureau Inlichtingen (BI) in Londen verhoord. Dit was een Nederlandse militaire inlichtingendienst en belast met de Nederlandse spionage tijdens de oorlog. Het moest de verbinding met bezet Nederland onderhouden en het verzamelde ook inlichtingen op politiek, economisch en militair gebied. Het werkte ook nauw samen met de Secret Intelligence Service (SIS), informeel beter bekend als MI6. Tijdens zijn verhoor gaf Van Vliet onder andere gegevens over het vliegveld Ockenburg, dat op fietsafstand van zijn woning lag. Naast de gegevens over het vliegveld, maakte hij ook de onderstaande schets van het vliegveld.
Volgens Van Vliet was het maar een klein vliegveld, bestond de bezetting uit 4 a 5 jachtvliegtuigen - Messerschmitt 1 motorig, stonden er dummie vliegtuigen op het vliegveld, schoot de Lua bijna nooit, was het vliegveld regelmatig in gebruik en bestond de bemanning uit ± 80 man.
Op 6 augustus 1943 stuurde het Departement van Oorlog in Londen aan de Commissie Militaire Onderscheidingen een overzicht van Engelandvaarders die in juni 1943 in Engeland waren gearriveerd. Het Departement wilde van de Commissie een advies ontvangen over het voordragen voor een koninklijke ondercheiding van onder andere Henderinus Jacobus van Vliet. Bij Koninklijk Besluit van 2 september 1943, nummer 12 werd Henderinus Jacobus van Vliet onderscheiden met het Kruis van Verdienste vanwege 'Het beleidvol voorbereiden en uitvoeren van een plan tot ontsnapping uit bezet Nederland, waarna na vele moeilijkheden te hebben ondervonden, Engeland werd bereikt'. Op 2 juni 1944 verongelukte hij tijdens zijn vliegersopleiding voor de Marine Luchtvaartdienst (MLD) bij De Winton in Canada. Hij ligt begraven op de Burnsland Cemetary in Calgary.