Op de motor als vrijwilliger
door L. Nuyen
21 maart 1949
Op 10 mei 1940 hoorde ik 's morgens veel vliegtuigen overkomen. Ik belde de inlichtingendienst van de telefoon om te vragen wat er aan de hand was. Men gaf mij geen inlichtingen. Toen ben ik zelf naar de Sportlaan gegaan om daar te zien wat er aan de hand was. Zodoende kwam ik bij de boerderij van Van der Made en ik bleef daar kijken. Er kwamen 2 militairen op mij af en deze wilden mijn motor vorderen. Ik deelde hen mede dat zij, als zij de motor namen, mij erbij moesten nemen. Dit werd geaccepteerd.
Eerst hebben wij rondgereden om te zien waar parachutisten waren. Toen wij terugkwamen in de boerderij werd ik voorgesteld aan de majoor Antheunissen. Deze vond goed dat ik verder dienst zou blijven doen en hij gaf mij een helm. Toen ik later in de stad werd aangehouden en gearresteerd als franctireur heb ik uitgelegd hoe de zaak in elkaar zat. Door de zorg van majoor Antheunissen ben ik uit de Trianon-bioscoop, waar ik gevangen werd gehouden, gehaald en weer naar de Laan van Poot gebracht. Daar werd ik voorzien van militaire motorkleding, een identiteitsbewijs en een pistool. Verder heb ik verschillende patrouilles gereden met Senf. Ik heb een zwaargewonde naar het Rode Kruis ziekenhuis gereden met Senf. 's Middags toen na artillerie voorbereiding de aanval op het vliegveld werd ingezet hebben wij verschillende berichten overgebracht. Ik ben naar de Archimedesstraat geweest om daar een politie auto op te halen voor het vervoer van krijgsgevangenen. 's Avonds moest met een gevorderde vrachtauto buit gemaakte Duitse munitie worden vervoerd. Ik ging als begeleiding op de motor mee. Wij moesten eerst alles tonen op de Raamweg. Daar kregen wij opdracht om alles naar Delft te brengen. Het was 19:00 uur en er was veel activiteit in de lucht. De fourier, die er bij was, stelde voor het transport uit te stellen totdat het donker was. De officier die hem tewoord stond zei dat hij onmiddelijk moest gaan anders zou hij worden neergeschoten. Wij zijn via de majoor Antheunissen gereden. Deze zei mij dat ik niet hoefde te gaan maar dat het goed vond dat ik als vrijwilliger zou gaan.
Bij de eerste verkenning, die ik 's morgens maakte, kwamen wij onder vuur daar wij toen tussen Duitsers en Nederlanders doortrokken. Later ben ik in de Javastraat door een pantserwagen beschoten, waarin vermoedelijk NSB'ers zaten. Ook ben ik met Senf naar Loosduinen geweest. Op de Kijkduinsestraat lag vuur, dat wist ik, doch ik dacht: "Als wij hard rijden, komen wij er wel door". We hebben inderdaad weer vuur gehad, doch zijn niet getroffen. Ik weet niet langs welke route wij terug gegaan zijn. Sergeant Serf was buitengewoon flink; hij heeft alles getrotseerd. Soldaat Van der Flier heb ik weinig meegemaakt. 's Nachts van 10 op 11 mei ben ik met hem door het bos van Ockenburg getrokken om de troepen van de dekens en koffie te voorzien. Wij kregen daar ook veel vuur. Hij gedroeg zich flink en was niet bang. Majoor Antheunissen heb ik de eerste dag gezien aan de Laan van Poot en in Meer en Bosch. Nadat het vliegveld was heroverd is hij erheen gegaan in mijn zijspan. Dit is op 10 mei geschied.
|