Vliegveld Ockenburg

Johannes Theodoor Rudolf Steenbeek

Op zaterdag 21 juli 1945 rond 20:10 meldde de soldaat A. Janknecht, die ingedeeld was bij de wachtpost 2H, 1e sectie, 4e peloton, van de 1e Compagnie Binnenlandse Strijdkrachten (BS) van het district Vlaardingen/Westland, bij de compagniescommandant dat op deze wachtpost zich een dodelijk ongeval had voorgedaan en dat het slachtoffer Johannes Theodoor Rudolf Steenbeek was, wonende aan het Plein 3 in Wateringen. De compagniescommandant begaf zich met de pelotonscommandant onmiddellijk naar de locatie van het ongeval, waar zij rond 20:30 arriveerden. Het stoffelijk overschot van Steenbeek lag op het pad van de binnenplaats op de rug. Hij was verwond aan benen, armen, borst en kin. Op ongeveer 1 meter van hem af was een put in het tegelpad, terwijl het gras in een boog van ongeveer 1 meter middellijn was platgeslagen. Op verschillende plaatsen rondom 15 a 20 meter lagen kleine deeltjes vlees en bot, afkomstig van het stoffelijk overschot. Op dat moment constateerde men dat Steenbeek kennelijk het slachtoffer was geworden van een ontploffing, die was veroorzaakt door een handgranaat. Op enkele plekken werden scherfjes van een aanvalshandgranaat aangetroffen. Van Steenbeek waren ook de handen weggeslagen. Vermoedelijk had Steenbeek in een knielende houding gezeten, want ook in zijn dij was er een groot gat geslagen. De compagniescommandant hoorde daarna de manschappen van deze wachtpost 2H, die in de directe omgeving van het ongeval aanwezig waren geweest.

De soldaat De Zoete van de wachtpost 2H verklaarde dat hij rond 19:15 tussen de dekkingsmuur en de verblijfplaats liep en plotseling een harde klap hoorde. Hij begreep echter niet wat er aan de hand was en liep door. Toen hij de hoek omkwam van de dekkingsmuur zag hij Steenbeek zwaargewond achterover liggen Volgens De Zoete hing er een soort nevel- of stofwolk op de plek waar Steenbeek lag, die langzaam optrok. Steenbeek leefde nog ongeveer 5 minuten, waarna hij overleed. De soldaat Jutte van deze wachtpost verklaarde dat hij bezig was tussen de dekkingsmuur en de verblijfsplaats om zijn fiets te repareren. Ook hij hoorde een harde klap en merkte daarna enige scherfwerking over de dekkingsmuur. Toen De Zoete ging kijken wat er gebeurd was zag hij Steenbeek achterover liggen op het pad. Hij constateerde ook een soort nevel op de locatie van het ongeval en volgens hem overleed Steenbeek na enkele ogenblikken. De soldaat Janknecht verklaarde als laatste dat hij bij Jutte stond, die die bezig was zijn fiets te repareren. Ook Janknecht hoorde plotseling een harde klap en bemerkte dat er enige scherfjes tegen de muur kwamen en ook in gang vielen tussen de verblijfplaats en de dekkingsmuur. Na het ongeval was Janknecht de dokter Bol in Loosduinen gaan waarschuwen. Deze kwam onmiddellijk met dokter Vechtman. Maar de beide doktoren konden alleen maar de dood van Steenbeek constateren. De ouders van Steenbeek werden op de hoogte gesteld van het ongeval, die zich onmiddellijk met dokter Hoogwater uit Wateringen naar de wachtpost 2H begaven. Ook Hoogwater kon alleen maar de dood constateren. Hoogwater ging later met de ouders van Steenbeek weer terug naar Wateringen en regelde dat het stoffelijk overschot van Steenbeek naar huis in Wateringen werd vervoerd.

Volgens de manschappen van de wachtpost was Steenbeek de laatste periode enigszins vreemd, was prikkelbaar maar anderszins ook weer spoedig uitgelaten. De manschappen van de wachtpost 2H hadden op zaterdag 21 juli 1945 niets bijzonders gemerkt. Steenbeek had na de maaltijd op order van de sectiecommandant de vaten gewassen. Later had hij zich naar de binnenplaats begeven, waar dus het tragische ongeval plaats vond. In een registratie-staat werd zijn overlijden vermeld als gevolg van een ongeval met dodelijke afloop, vermoedelijk door het springen van een handgranaat. Hoe Steenbeek de handgranaat had weten te bemachtigen is onbekend gebleven. Op de wachtpost waren geen enkele handgranaten aanwezig. De handgranaten waren in een kast opgeslagen, waarvan de sleutel bij de sectiecommandant in bezit was. De sectiecommandant had geen enkele handgranaat uitgegeven. De wachtpost 2H bestond uit 15 man, had een ruime zit-slaapbunker en een toilet, maar geen wasgelegenheid (een veraf gelegen pomp). Deze wachtpost moest 2 toegangen naar de duinen bewaken en er werd ook patrouille gelopen op wachtpost 3H. Door het ontploffen van mijnen waren de manschappen van wachtpost 3H ingedeeld bij wachtpost 2H.

Volgens de hulpofficier van justitie bestond aan de zijde van justitie geen bezwaar tegen het begraven van het stoffelijk overschot van Johannes Theodoor Rudolf Steenbeek. Op dinsdag 24 juli 1945 werd hij onder grote belangstelling begraven. De stoet vertrok om 12:00 uur van het woonhuis in Wateringen. Voor en achter de baar liepen 45 leden van de compagnie alsmede afgevaardigden van het college van collectanten. Op het graf werden boven de groeve 36 saluutschoten als afscheid gelost en werd er namens de compagnie een krans gelegd. Doctorandus Roosjen, predikant in Wateringen, sprak de woorden van troost tot zijn diepbedroefde ouders. Hij zei dat men niet naar het geopende graf moest blijven staren, maar over het graf heen naar boven, hoe moeilijk het ook dat voor hen was. Daarna werd de belijdenis voorgelezen, waarna het Onze Vader werd gebeden. Daarna werden nog een aantal woorden gesproken door een van de familieleden en door de voorzitter van het college van collectanten. Als laatste dankte doctorandus Roosjen namens de heer en mevrouw Steenbeek alle aanwezigen voor de belangstelling. Hij hoopte nog dat het geen oppervlakkig meeleven zou zijn, maar dat men de heer Steenbeek en familie in hun gebed zouden gedenken.

This site was last modified on 19/11/2024 at 19:23. (c) Vliegveld-Ockenburg 2001-2024