Wilhelmus Jozephus van der Knaap
Op vrijdag 22 juni 1945 rond 22:00 uur meldde de soldaat Hofland, die ingedeeld was bij de wachtpost 7aM, van de 1e Compagnie dat Wilhelmus Jozephus van der Knaap door het tot ontploffing brengen van een landmijn ernstig gewond was geraakt. De wachtpost 7aM was gelegen aan de Haagweg in Monster. De soldaat Hofland verzocht of er een auto was om de ouders van Van der Knaap op te halen, omdat zijn toestand zeer ernstig was. De dokter Den Hollander uit Monster was inmiddels ter plaatse, alsmede een geestelijke. Direct was de auto met de pelotonscommandant Spijker naar de ouders van Van der Knaap gereden, die aan de Mariendijk 65 in Honselersdijk woonden. Van der Knaap was gewond aan de rechterzijde van het voorhoofd. Hij werd bijgestaan door de echtgenote van de dokter Den Hollander. Op een nabijgelegen heuvel was een gat geslagen van ongeveer 50x50 centimeter, wat veroorzaakt was door een landmijn. Op ongeveer 15 meter van dit gat was een loopgraaf, waarin een viertal soldaten hadden gezeten, namelijk de soldaten Van der Knaap, Van der Lugt, Hofland en Hulspas. In verband hiermee werd er aan Van der Lugt, sectiecommandant van het 3e Peloton, 3e Sectie en tevens postcommandant van 7aM een voorlopig arrest opgelegd. Ook was Van der Lugt verantwoordelijk voor de veiligheid, orde en tucht van de soldaten. Ook had hij tegen zijn consignes gehandeld. Inmiddels waren de ouders van Van der Knaap op 7aM aangekomen, die door de dokter Den Hollander over de toestand van hun zoon werden ingelicht. De geestelijke, die al was vertrokken, werd op verzoek van de ouders weer opgehaald. Rond 23:30 werd er telefonisch verbinding gesteld met het districtscommando in Vlaardingen, maar de verbinding kon niet tot stand worden gebracht. Vervolgens werd via de BS-lijn de post 12 in Maasland verzocht dit incident in Monster aan het districtscommando in Vlaardingen te rapporteren. Die nacht bleef de pelotonscommandant Smits met de chauffeur en de auto op de post. De volgende ochtend rond 08:30 werd Van der Knaap met zijn ouders door een ambulance van de ziekendienst uit Naaldwijk naar zijn woonadres vervoerd. In verband met dit incident werden een aantal soldaten verhoord.
De soldaat Gerrit van der Lugt, de sectiecommandant en postcommandant van 7aM, verklaarde dat hij op vrijdag 22 juni 1945 rond 21:00 uur met soldaat Hoflland op patrouille in het duin was geweest. Op de Schelpweg, die de Haagweg met strand verbindt, vonden zij een landmijn. De landmijn lag onder het prikkeldraad langs de Schelpweg, waarna Hofland de landmijn meenam. Toen zij beiden weer bij hun post 7aM aan de Haagweg aankwamen, kwam bij Hofland het plan op om deze landmijn stuk te schieten. Als postcommandant had Van der Lugt hier niet veel zin in, maar later stemd hij hierin toe. Zij legden deze landmijn tegen een heuvelrug en hij en de soldaten Hofland, Hulspas en Van der Knaap gingen op ongeveer 15 meter afstand in een loopgraaf staan. Van der Lugt had toen direct gezegd dat als er wat gebeurde, zij dan dekking moesten zoeken. Van der Lugt had het eerste schot op deze landmijn uitgevoerd. Dit schot was wel een treffer, maar er gebeurde nog niets. Toen richtte Hofland zjin geweer en trof met een kogel deze landmijn. Hierop begon deze landmijn hevig te branden, wat ongeveer 1 tot 1,5 minuut duurde. Van der Lugt riep dat men moest dekken, wat de manschappen ook deden. Van der Lugt wist het niet zeker, maar het moest haast wel gegaan zijn dat Van der Knaap over de loopgraaf naar deze brandende landmijn had gekeken. Ineens sprong de landmijn uit elkaar, waardoor Van der Knaap aan het hoofd gewond raakte en tegen Hulspas aanviel. Van der Lugt had eerst niet in de gaten dat Van der Knaap gewond was, maar Hofland riep dat Van der Knaap was getroffen, waarop hij direct naar dokter Den Hollander in Monster ging. De dokter verscheen spoedig op de plaats des onheils. Op de last van de dokter werd toen een Rooms-Katholieke geestelijke gewaarschuwd. Door Van der Lugt werd een van de manschappen naar het stafkwartier gestuurd, die van het ongeval daar melding maakte.
De soldaat Hulspas verklaarde dat op vrijdag 22 juni 1945 rond 22:00 uur de soldaten Van der Lugt en Hofland terug van patrouille in het duin kwamen en ook een landmijn bij zich hadden. Bij aankomst van deze 2 soldaten was hij echter niet bij de woonvertrekken aanwezig. Toen hij bij de woonvertrekken kwam zag hij de landmijn liggen. Hofland kwam op het idee deze landmijn stuk te schieten. Van der Lugt wilde hier echter eerst niets van weten, maar later stemde hij in toe deze landmijn op te ruimen omdat hiermee eventueel ongevallen mee konden gebeuren. Van der Lugt legde deze landmijn tegen de heuvelrug aan, maar even later legde Van der Knaap deze landmijn beter en plaatste het deksel van de landmijn erop. Hulspas ging met Hofland, Van der Lugt en Van der Knaap de loopgraaf in, die ongeveer 15 meter van de heuvelrug, waar de landmijn lag verwijderd was. Van der Lugt loste het eerste schot, wat wel de landmijn trof maar bracht deze niet tot ontploffing. Vervolgens richtte Hofland op de landmijn en schoot, waardoor hij de landmijn met een kogel trof. De landmijn begon hierna hevig te branden. Van der Lugt riep nog dat men moest dekken en herhaalde het woord nog regelmatig. Hulspas zag niet dat Van der Knaap het hoofd boven de loopgraaf had gehouden Van der Knaap stond vlak tegen hem aan en wel zo, dat hij ongeveer 20 centimeter hoger lag dan hem. Hulspas begreep niet dat Van der Knaap aan het hoofd gewond raakte. Van der Lugt en Hofland lagen diep in de loopgraaf gedoken. Toen Van der Knaap gewond raakte, viel hij met zijn hoofd tegen de broek van Hulspas aan, waardoor hij zag dat Van der Knaap een gapende wond rechts van zijn voorhoofd had. Hofland ging daarna onmiddellijk naar Monster om daar een dokter te waarschuwen. Van der Knaap werd door Hulspas en Van der Lugt uit de loopgraaf gehaald, legden hem op de borstwering en wachtten op de dokter.
De soldaat Hofland verklaarde dat hij op vrijdag 22 juni 1945 met Van der Lugt rond 21:00 uur van patrouille was teruggekeerd. Tijdens de patrouille-gang vonden zij aan de kant van de Schelpweg een landmijn. De Duitsers hadden op die dag in deze omgeving landmijnen opgeruimd, waardoor er enkele landmijnen waren blijven liggen. Op post 7aM bracht Hofland het idee naar voren om de landmijn stuk te schieten. Van der Lugt, die er in het begin niet veel zin in had, stemde hierin later toch toe, met het doel deze landmijn onschadelijk te maken. Zij legden de landmijn vervolgens op een heuvelrug en gingen zelf op een afstand van ongeveer 15 meter in een loopgraaf zitten, te weten Van der Lugt, Hulspas, Van der Knaap en hijzelf. Van der Lugt loste het eerste schot op deze landmijn en trof deze ook, echter er gebeurde vrijwel niets. Toen richte hij en trof de landmijn met een kogel, waardoor de landmijn hevig begon te branden. Van der Lugt riep nog dat men moest dekken en riep zelf ook nog dat ze moesten dekken. Hofland wist niet met zekerheid te zeggen of Van der Knaap over de loopgraaf heen naar de brandende landmijn had staan kijken, maar volgens hem moest dit haast wel het geval zijn geweest. Op het moment dat de landmijn ontplofte zag hij Van de Knaap tegen Hulspas aanviel en zag hij ook dat Van der Knaap aan de rechterkant van zijn voorhoofd gewond was. Direct ging hij naar de dokter Den Hollander in Monster. Op de weg kwam hij een motorrijder tegen, die hij opdracht gaf direct de dokter Den Hollander te waarschuwen, die zo spoedig mogelijk naar post 7 moest komen. Hofland verklaarde ook dat zij de week ervoor ook op een landmijn hadden geschoten, maar niet tot ontploffing was gekomen. Zij dachten dat het schieten op deze landmijn dan ook geen gevaar zou opleveren.
Wilhelmus Jozephus van der Knaap, die dus in de ochtend van zaterdag 23 juni 1945 rond 08:30 naar zijn woning was vervoerd, overleed dezelfde dag rond 13:00 uur in zijn ouderlijke woning aan zijn verwondingen. Volgens een rapport van het Hoofd Sectie III van 24 juni 1945 van het district Vlaardingen/Westland was Van der Knaap rechts aan zijn hoofd gewond geraakt, waarbij ook een diepe penetrerende wond was ontstaan, ter grootte van ongeveer 5 centimeter en ter hoogte van de rechter slaapstreek. Hersenmassa puilde uit deze wond en ook het rechteroog was getroffen. Van der Knaap was ingedeeld als soldaat in de groep bij de 3e Sectie van het 3e Peloton van de 1e Compagnie van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) van het district Vlaardingen/Westland. Hij was volgens 2 soldaten een veelbelovende soldaat. Hij had zich als oorlogsvrijwilliger opgegeven voor het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Maar voordat hij bij de 1e Compagnie in dienst kwam, was hij al lid van het Strijdend Gedeelte van de BS. Wilhelmus Jozephus van der Knaap was geboren op 6 mei 1924 in Naaldwijk, als zoon van Adrianus Petrus van der Knaap en Petronella Helena Maria Persoon. Als beroep was hij tuinder en werkte in het tuinbouwbedrijf van zijn vader. De aangifte van het overlijden werd op dinsdag 26 juni 1945 bij de gemeente Naaldwijk gedaan door de koster Cornelis Servatius Thoen. Wilhelmus Jozephus van der Knaap werd op de Algemene Begraafplaats aan de Julianastraat in Wateringen begraven. Het graf is reeds geruimd.