Ongeval op mijnenveld
Op vrijdag 13 oktober 1944 werd er om 12:00 uur door de GG&GD gemeld dat zij Wouter Vrolijk vanaf de Aronskelkweg, nabij de Dalton HBS naar het Rooms Katholieke Ziekenhuis aan het Westeinde hadden vervoerd. Wouter Vrolijk stapte in een langs de Aronskelkweg gelegen verboden terrein op een landmijn, waardoor zijn linkervoet werd afgerukt. De wachtcommandant van het politiebureau aan de Archimedesstraat informeerde de familie. De 30-jarige Wouter Vrolijk woonde met zijn vrouw Neeltje van der Harst aan de Abeelstraat 28 in Den Haag en was werkzaam als huisschilder.
Om 15:15 werd er wederom door de GG&GD gemeld dat zij Johannes Adrianus Duijvestein vanaf het terrein achter de Dalton HBS aan de Aronskelkweg naar het Rooms Katholieke Ziekenhuis aan het Westeinde hadden vervoerd. Johannes Adrianus Duijvestein was op een terrein achter de Dalton HBS aan de Aronskelkweg op een landmijn gestapt en liep hierdoor ernstige verwondingen op aan zijn benen en zijn lichaam. Zijn linkerbeen en zijn linkerarm waren volledig verbrijzeld en zijn rechterbeen was tot aan de knie verbrijzeld. Hij verklaarde tijdens zijn vervoer naar het Rooms Katholieke Ziekenhuis aan een broeder van de GG&GD, dat hij voor zijn moeder hout voor de kachel was gaan sprokkelen en daarbij op een landmijn had getrapt. Dit terrein langs de Aronskelkweg was spergebied en was ook als zodanig met palen en waarschuwingsborden aangeduid. Na aankomst in het Rooms Katholieke Ziekenhuis was zijn toestand hopeloos en mocht en kon door de politie niet worden gehoord. De wachtcommandant van het politiebureau aan de Willem III Straat informeerde de familie. Hij overleed om 16:15 in het ziekenhuis aan zijn zware verwondingen. Het rapport van de doodschouw vermeld "Verbrijzeling linker en rechterbeen en linkerarm door landmijn". De 15-jarige Johannes Adrianus Duijvestein woonde met zijn familie aan de Evertsenstraat 41 in Loosduinen.
|