Vliegveld Ockenburg

Ontsnapping van de groep Von Sponeck

Circa 360 Duitsers hadden zich, na de Nederlandse herovering van het hulpvliegveld, onder leiding van generaal Graf von Sponeck tijdig kunnen terugtrekken in de bossen van het landgoed Ockenburg alwaar zij zich verschansten. Hij richtte zich daar naar alle zijden ter verdediging in en liet ook een uitgebreid loopgravenstelsel maken. Ook Nederlandse burgers werden gedwongen om de Duitsers daarbij te helpen. De Nederlandse militairen die het hulpvliegveld bezet hielden, bevonden zich het dichtst bij de Duitsers. In de late avond van 10 mei had de generaal, via de radio, de order ontvangen om op te trekken richting het Rotterdamse Overschie. Gedurende de nacht werd veel over en weer geschoten waarbij dit vuurcontact de gehele 11 mei voortduurde. Overdag op 11 mei hielden de Nederlanders zich bezig met het versterken en beveiligen van hun posities in en om het vliegveld Ockenburg. In de middag wierpen Duitse vliegtuigen munitie en levensmiddelen per parachute af, de landingsplaats werd onder vuur genomen waardoor het de Duitsers werd belet om zich van een en  ander meester te maken. Verder werd van tijd tot tijd vijandelijk mitrailleur- en mortiervuur ontvangen uit de bossen.

Daarna werden er voorbereidingen getroffen om in de nacht van 11 mei 1940 op 12 mei 1940 met veel militairen een beslissende aanval op de bossen van het landgoed uit te voeren. Om 00:00 uur werd er sterk artillerievuur op het bos gelegd. Op bevel van de General von Sponeck was men later in een ander deel van het bos teruggetrokken om zich daar opnieuw in te graven. Eerder die middag wierpen de Duitse vliegtuigen dus munitie en levensmiddelen per parachute af, waarbij de landingsplaats onder vuur werd genomen waardoor het de Duitsers nogal belet werd om zich van een en ander meester te maken. De dropping vond plaats op een stuk open terrein naast de villa Ockenburg maar de bevoorrading mislukte. De munitie en levensmiddelen kwamen door zware beschietingen van Nederlandse militairen niet in Duitse handen. Verder werd vant tijd tot tijd vijandelijk mitrailleurvuur en mortiervuur ontvangen uit de bossen. Dit werd weer beantwoord met mortiervuur op de boerderijen Blijrust en Solleveld en met artillerievuur op de bossen Ockenburg en Ockenrode aangezien men vermoedde dat zich daar nog Duitse militairen bevonden. Omstreeks 22:00 uur 's avonds op 11 mei had Graf von Sponeck met zijn groep de nachtelijk mars ingezet en hadden zij de bossen van het landgoed verlaten. Nederlandse troepen (Grenadiers en Jagers) die in de vroege ochtend van 12 mei (omstreeks 02:45 uur) het landgoed wilden gaan innemen, kregen dan ook geen enkele weerstand van enkele Duitse soldaten die waren achtergebleven. Deze gaven aan dat de overgebleven troepen enige tijd daarvoor het landgoed in zuidelijk richting hadden verlaten. General von Sponeck was na het verlaten van het bos op het landgoed met zijn ongeveer 360 militairen en ongeveer 40 Nederlandse krijgsgevangenen in de richting van Wateringen getrokken. In de nacht van de eerste Pinksterdag werden 2 militaire berichten ontvangen, waaruit bleek dat Von Sponeck met zijn manschappen volgens zijn opdracht op weg was naar Overschie. Het eerste bericht gaf aan dat hij Wateringen was binnengedrongen. Nadat men de Monsterseweg was overgestoken, ging men dwars door de weilanden tot de weg van Poeldijk naar Wateringen werd bereikt om daarna over deze weg naar Wateringen op te rukken. Rond 02:30 kwam de groep aan bij Wateringen. Hier kwamen zij in gevecht met Nederlandse militairen die het aldaar gevestigde stafkwartier van de commandant van de Groep 's-Gravenhage beveiligden. Met behulp van de aanwezige zware mitrailleurs wist men de Duitsers van zich af te schudden. Door heldhaftig optreden van de directeur van het postkantoor, was men in staat om, terwijl de Duitsers rond het postkantoor liepen, via de telefoon om hulp te vragen. Vanuit Den Haag werden hierop 2 pantserwagens op weg gestuurd. Toen deze in Wateringen aankwamen waren de Duitse militairen echter hun vertrek aan het voorbereiden. Naast het stadhuis waren de Duitse militairen ook de garage van het autobusbedrijf VIOS binnengedrongen. De eigenaar van het autobusbedrijf VIOS merkte dat een aantal bussen van zijn firrma die nacht uit de garage werden gereden, terwijl de avond ervoor nog alle contactsleutels van zowel de bussen als de personenwagens veilig waren gesteld. Duitse militairen zagen hierdoor kans om met 4 gestolen VIOS-bussen te vluchten richting Den Hoorn. Op de Heulweg werd door Nederlandse militairen een VIOS-bus aangetroffen waarin zich een tiental burgers bevonden, die Duitse militairen waren gedwongen in te stappen. De Nederlandse pantserwagens, die via de Dorpskade in Wateringen hun route hadden vervolgd, troffen niet veel later een aantal VIOS-bussen en een auto aan. Op 12 mei 1940 verbleef de groep van General von Sponeck in het dorp 't Woudt. In de namiddag werden een aantal VIOS-bussen onbeheerd aangetroffen bij de brug over de Zweth. De vijand was dus na deze mislukte overval verder getrokken over de Dorpskade naar 't Woudt. Direct werden er plannen gemaakt om de groep van General von Sponeck in 't Woud te omsingelen waarna in de middag de aanval werd ingezet. Tijdens deze aanval bleek dat de groep van Von Sponeck het  dorp Den Hoorn had bezet. Tijdens de gevechten om Den Hoorn had de groep van Von Sponeck wederom kans gezien om onopgemerkt in een zuidelijke richting via Schipluiden te ontsnappen. Op 13 mei 1940 wist de groep van Sponeck van Von Sponeck uiteindelijk via Schipluiden het dorp Overschie te bereiken. Hier sloot deze groep zich aan bij een grote groep Duitse militairen, die zich ten zuiden van Delft staande wist te houden en ook naar Overschie was getrokken. Een dag later kreeg men nog versterking van een grote groep Duitse luchtlandingstroepen vanuit het Westland, die zich hadden verschanst in het Staelduinse Bos nabij Hoek van Holland. Von Sponeck zag er niet veel in om Rotterdam zelf proberen aan te vallen. Hiervoor achtte hij de Nederlandse verdediging te sterk en in plaats daarvan richtte hij zijn posities in Overschie ter verdediging om daar stand te kunnen houden. De Duitse militairen, waaronder de groep van Von Sponeck, hebben zich in Overschie stand kunnen houden tot aan de Nederlandse overgave op 15 mei 1940. Na de overgave bezoekt Von Sponeck op 16 mei 1940 de eenheden IR.47 en IR.65 in Katwijk en in Valkenburg. Voor de Oude Kerk (ook wel de Witte Kerk genoemd) werden militairen gedecoreerd die zich hadden onderscheiden in strijd rond Valkenburg. Ook vond er een inspectie plaats van de opgestelde militairen en gevolgd door een parade over de boulevard van Katwijk. Op 18 mei 1940 was Von Sponeck aanwezig op de Algemene Begraafplaats in Den Haag waar op het Ehrenfriedhof een plechtigheid plaats vond van het bijzetten van een aantal gesneuvelde Duitse militairen, waarbij Von Sponeck een grafrede hield.

De ontsnapping van General von Sponeck en zijn militairen in de nacht van 11 op 12 mei 1940 was zo geruisloos en perfect uitgevoerd dat de Nederlandse bezetting van de Belvedère aan de Monsterseweg er niets van had gemerkt. De bossen op het landgoed waren nog eens grondig onderzocht. Men trof alleen een verlaten loopgravenstelsel, achtergebleven wapens en munitie en diverse vernielde Junkers aan. De bossen op het landgoed bleven daarna bezet door de Nederlandse militairen.

This site was last modified on 22/10/2024 at 18:58. (c) Vliegveld-Ockenburg 2001-2024