Fahndungsliste Holland
Op 12 mei 1940 werd op het heroverde hulpvliegveld Ockenburg onder het stoffelijk overschot van een omgekomen Duitse inlichtingenofficier van de 22e Luchtlandingsdivisie de "Fahndungsliste Holland" gevonden. Deze vondst werd gedaan door (dienstplichtig) sergeant Gorlee van de 13e Mitrailleur Compagnie tijdens een inspectie over het hulpvliegveld. Bij het gedeeltelijk verbrande lichaam van deze Duitse inlichtingenofficier zag men een met riemen op de rug bevestigde tas. Nadat de tas bekeken en vervolgens gesloten was, werd deze naar kapitein Van der Putten van de 13e Mitrailleur Compagnie gebracht. De Fahndungsliste Holland bevatte de namen en de adressen personen die onmiddellijk door de Duitse troepen moesten worden gearresteerd, overwegend van personen die bestempeld waren als een 'Brits agent'. Op de lijst kwamen ook de namen van enige officieren van G.S.III (het Bureau Inlichtingen) voor. De lijst is daarna onmiddelijk door de reserve Kapitein der Grenadiers Van de Putten naar het Algemeen Hoofdkwartier gebracht waar het om 13:30 in ontvangst is genomen door het hoofd van G.S.III. Die heeft de stukken dezelfde middag aan zijn directe chef, de Luitenant-Kolonel Van de Plassche van de Generale Staf afgeleverd die de lijst direct bij Generaal Winkelman afleverde. De lijst werd met enige spanning gelezen, want de officieren van het Bureau Inlichtingen kenden er namelijk velen van. Zo stonden er onder de plaats "Wassenaar" de namen en adressen vermeld van overste Van de Plassche, chef van GS III A, en van zijn relatie dr. M. van Blankenstein, kapitein Olifiers, de organisator van de Nederlandse spionage in Duitsland, kwam er op voor met het adres van het Algemeen Hoofdkwartier ("Lange Voorhout 52, Dienststelle") en las men de namen, vaak ook de adressen, van de leden van de Britse en de Franse inlichtingendiensten alsmede van hun belangrijkste helpers en agenten, voorzover aan de Duitsers bekend. In totaal stonden er 96 personen op de lijst, waarvan 11 zonder een enige adresaanduiding. De ontbrekende adressen zouden de Duitsers later weer kunnen vinden via de bevolkingsregisters. Een aantal personen die op deze lijst staan vermeld, komen ook voor op de Sonderfahndungsliste GB. Dit was een lijst met 2820 Britse personen en Europese bannelingen die naar Groot-Brittannië waren gevlucht. Deze personen moesten na een succesvolle Duitse invasie in Groot-Brittannië worden gearresteerd. Deze lijst maakte overigens geen deel uit van de 'Von Sponeck papieren'.
De lijst was in het bezit van de "Einsatzgruppe Feldmann" en van de Abwehrofficier van de 22e Duitse Infanteriedivisie, die samen met de luchtlandingstroepen zou deelnemen met de aanval op Den Haag. De arrestatie van de personen die op de Fahndungsliste Holland waren vermeld was een taak van een speciale arrestatie-eenheid, de "Einsatzgruppe Feldmann". Deze eenheid die door Hauptmann Adolf von Feldmann, officier van de Abwehr, werd gecommandeerd, bestond uit een staf van 1 officier en 6 manschappen, en 4 Trupps, elk van 1 officier en 10 manschappen, bij wie zich nog 3 leden van de Geheime Feldpolizei (GFP) bevonden. De taak was dus, wel zodra de militaire omstandigheden in Den Haag zulks mogelijk zouden maken, een lange reeks arrestaties te verrichten van de personen (vermeld op de Fahndungsliste Holland) die door de Duitsers van verdacht werden, in contact te staan met de diverse spionagediensten. Na de vondst op het hulpvliegveld Ockenburg heeft men (voorzover mogelijk) geprobeerd personen die op de Fahndungsliste Holland stonden te waarschuwen. Dit was echter geen gemakkelijke taak, aangezien het verplaatsen binnen of buiten Den Haag moeizaam ging en de communicatielijnen grotendeels waren uitgeschakeld. Omdat op de lijst veel namen voorkwamen van personen die gelieerd waren aan de Britse en de Franse inlichtingendiensten, kregen deze militaire attachés ook een afschrift toegestuurd en in de hoop dat de desbetreffende personen via deze kanalen konden worden bereikt. Zo kreeg de journalist Marcus van Blankenstein in de ochtend van 13 mei op het Engelse gezantschap te horen: "Bent u er nog? U wordt gezocht, u moet weg". Van Blankenstein week uit naar Engeland en leefde daar de rest van de oorlog in ballingschap. Concluderend kan worden gezegd dat er tijdens de meidagen geen arrestaties hebben plaatsgevonden.
Tijdens de Duitse inval zouden de overrompelingsploegen met de meegebrachte motorfietsen Den Haag binnendaveren op weg naar hun objecten. De nakomende eenheden moesten om zich snel te kunnen verplaatsen, aan de weg of bij garages auto's vorderen of in beslag nemen. De Duitsers hadden onder andere de adressen van 77 garages aan de rand van de stad al tot hun beschikking waaronder garage "Centraal Auto Bedrijf" aan de Haagweg in Loosduinen. Op 14 mei 1940 werd aan de heer Visser van het Departement van Buitenlandse Zaken de Fahndungsliste Holland afgegeven met het verzoek, te proberen deze bij het genootschap van een neutrale mogendheid onder te brengen. En zo kwam het uiteindelijk in Washington bij het War Department terecht waarna het bij de Nederlandse Gezantschap in Washington gedeponeerd werd. Drie fotokopieen werden naar Londen gestuurd waarvan een kopie bij Buitenlandse Zaken bleef. In Den Haag hadden de ministers niets over of uit die documenten te horen gekregen, zelfs de Minister van Defensie werd niet ingelicht !
Na de capitulatie vertelde een Duits officier tot de commandant van het eerste legerkorps, generaal Carstens, wiens hoofdkwartier in Den Haag gevestigd was, volgens mededeling van generaal D.A. van Hilten die het gesprek bijwoonde: "Ja, generaal, het stond er niet zo erg mooi voor met u, want als het ons gelukt was, dan was u met uw hoofdkwartier een van de eersten geweest die wij zouden hebben gevangen genomen, want het was de bedoeling met motorrijwielen die vervoerd werden in vliegtuigen, welke op Ockenburg zijn geland, tezamen met een stoottroep Den Haag binnen te rukken en bepaalde punten, onder andere het algemeen hoofdkwartier en zeker het hoofdkwartier van het eerste legerkorps te overvallen".