Vliegveld Ockenburg

Bewaking vliegveld

Voor het vliegveld Ockenburg werd op bevel van de Opperbevelhebber van de Land- en Zeemacht (O.L.Z.) op 26 april 1940 bepaald, dat de Commandant van het eerste Leger Korps (C.-I L.K.) 2 secties zware mitrailleurs zou aanwijzen voor de bewaking en de verdediging van het vliegveld. De C.-I L.K. bepaalde dat het Regiment Grenadiers, gelegerd in Loosduinen, hiervoor ingezet zou worden. Een van deze 2 secties was de 3e sectie van de Mitrailleur Compagnie (M.C.) van het 2e Bataljon Regiment Grenadiers. De verdediging van het vliegveld Ockenburg en omgeving werd ruim 2 weken eerder, in de nacht van 13 april op 14 april 1940, door in het intreden van een alarmtoestand behoorlijk op de proef gesteld. Op 13 april rond 22:00 uur werd het bevel ontvangen tot het innemen van opstellingen. De volgende dag konden de militairen, toen het gevaar was geweken, weer inrukken. Het bleek dat die nacht een vreemde transportvloot op de Noordzee vaarde waarvan de intenties niet duidelijk waren. Ook in Noordwijk trad deze alarmtoestand in.

Daarnaast was op 3 mei 1940 besloten, door de Opperbevelhebber van de Land- en Zeemacht, tot de oprichting van Depotcompagnieën Bewakingstroepen. Het was de bedoeling om deze troepen (welke drie maanden onder de wapenen waren), in te gaan zetten van 13 mei tot 1 september voor diverse bewakingsdiensten in het binnenland. Door verscherping van de toestand werd de oprichting van de compagnieën enkele dagen vervroegd. Een van die compagnieën was de 22e Depotcompagnie Bewakingstroepen, onder bevel van reserve-kapitein der Infanterie Mr. P.J.A. Boot. De 22e Depotcompagnie behoorde tot het 22e Depotbataljon, waar de rekruten werden opgeleid voor het 22e Regiment Infanterie en was gelegen in de Morspoortkazerne te Leiden.

Deze kreeg op de avond van de 7e mei het bevel de bewaking over te nemen van de 2 aldaar gelegerde secties zware mitrailleurs van het Regiment Grenadiers, namelijk het MC-ll-R.Gr. Hun opdracht luidde: "beletten dat buitenlandse vliegtuigen op Ockenburg landen dan wel, na geland te zijn, zich ontwikkelen en uitbreiden" (het ontwikkelen en uitbreiden sloeg op de luchtlandingstroepen, die eventueel door deze vliegtuigen zouden worden aangevoerd). Op 8 mei arriveerde de 22e Depotcompagnie Bewakingstroepen, de commandant ontving daarop direct het bevel voor de "verscherpte bewaking binnenland".


(Foto van begin 1940 te Roosendaal; reserve-kapitein der Infanterie Mr. P.J.A. Boot)

In eerste instantie bestond de compagnie uit 4 secties, echter 1 sectie vertrok op de morgen van 9 mei 1940 naar Wassenaar voor de bewaking van de plaatselijke telefooncentrale. De commandant Boot beschikte daarna nog maar over 3 secties waarbij slechts 4 lichte mitrailleurs aanwezig waren. Deze 3 overgebleven secties stonden onder leiding van vaandrig Gritter, luitenant Rodermond en luitenant Van der Sluijs. Het totaal aantal manschappen bedroeg 96 man en bestond hierbij uit: 3 officieren, 1 vaandrig, 8 onderofficieren en 84 korporaals en manschappen. De manschappen waren echter niet voorzien van handgranaten en verbandpakjes. De 3 secties hadden bij toerbeurt achtereenvolgens wachtdienst, piketdienst en rust. Vanaf 9 mei moest de gehele compagnie om 03.00 's morgens strijdvaardig zijn. Op drie hoeken (noord, oost en zuid) van het vliegveld stonden lichte mitrailleurs opgesteld. Verdere gevechtsdekking was er niet. Wel een sloot in de rug van de militairen.

Naast de bewakingscompagnie was ook nog de bewapeningsdienst van het Luchtvaartbedrijf aanwezig, deze stond onder bevel van de eerste-luitenant-vlieger H.C. Gautier, welke zijn bureau had in loods E. Verder stond rechts van de hoofdingang van het vliegveld een zoeklichtinstallatie van de VIIe Zoeklichtafdeling tegen luchtdoelen. Deze afdeling was aanwezig van zonsondergang tot zonsopgang en vertrok daarna, met het zoeklicht, naar de sectieverzamelplaats bij de W.S.M.-garage in Loosduinen; alleen
het luistertoestel en de dynamowagen bleven achter in de loodsen op het vliegveld. Ook was er een luchtwachtdetachement aanwezig op het hulpvliegveld. Op ongeveer 2 kilometer ten noordwesten van het hulpvliegveld stond de 23e Batterij Luchtdoelartillerie van de Luchtverdedigingskring Rotterdam - Den Haag opgesteld. Deze batterij bestond uit een aantal 7,5 cm stukken Vickersgeschut en stond onder leiding van eerste-luitenant P.G. Jager. In het dorp Loosduinen waren de staf van het Regiment Grenadiers, de 47e Compagnie Panterafweergeschut (met 4 bruikbare vuurmonden), de 47e Batterij 6 Veld (met 4 sterk verouderde stukken geschut), de 47e Mortiercompagnie en de 1e Mitrailleur Compagnie gelegerd
. Deze onderdelen waren alleen voor de ondersteuning en niet geschikt voor het infanteriegevecht. De persoonlijke bewapening bestonden alleen uit pistolen en karabijnen, lichte mitrailleurs ontbraken.

Al tijdens de mobilisatie van 1939 waren in Loosduinen militairen gelegerd. De militairen op deze foto waren ingekwartierd in de toenmalige Openbare Lagere School aan de Julianastraat 42 thans Luxemburgstraat.
 

 

 


De nacht van 9 op 10 mei was bijzonder onrustig en vreemd; gedurende deze nacht werden door verschillende posten op het vliegveld enige malen vreemde geluiden en lichtsignalen waargenomen buiten het terrein. Om 03:00 uur werden de troepen in hoogste staat van paraatheid gebracht. De gehele linie werd betrokken, welke zich uitstrekte van de meeste oostelijke punt van het vliegveld tot net na de meest zuidelijke punt. De afrastering, de sloot en de loodsen lagen in de rug van de opstelling. De wachtsectie was als volgt opgesteld; per lichte mitrailleur werden twee man ingedeeld, bij de toegang van het vliegveld 1 man, bij de vliegtuigen 2 man, bij de munitieloodsen en materieelloodsen 1 man en op de toegangsweg naar het vliegveld bij de Kijkduinsestraat 1 man. De rest van de compagnie bevond zich in de aldaar aanwezige loodsen.

This site was last modified on 19/11/2024 at 19:23. (c) Vliegveld-Ockenburg 2001-2024