Aanleg
In 1933 werd met de aanleg van dit sportterrein op Ockenburg, in werkverschaffing een aanvang gemaakt. Pas een jaar later werd met de aanleg van dit sportterrein voortgegaan. Bij de aanleg van het sportterrein, dat dus daarvoor verhuurd was aan verschillende tuinders en ook doorsneden was met een groot aantal sloten, moesten deze eerst gedempt worden. Hiervoor gebruikte men zand van het hoogste gedeelte van het nivelleren terrein. Vervolgens was de westelijke helft van het terrein met zand opgehoogd en daarop werd een laag humusrijke, gemalen teelaarde van 15 centimeter gebracht. Men hoopte met het grondwerk op deze westelijke helft voor het voorjaar van 1935 gereed te hebben, om dan direct het gras te kunnen zaaien, waardoor in het najaar van 1935 deze eerste helft gereed zou kunnen zijn. Daarbij had men het plan om eventueel het dan nog een half jaar braak te lagen liggen, echter voor sommige takken van sport was dit niet bepaald noodzakelijk.
De toegang van het sportterrein Ockenburg kwam in het midden van de zuidoostelijke zijde. Hiertoe was er een weg geprojecteerd, welke uitkwam op de Kijkduinsestraat, lopende ongeveer in het verlengde van de Laan van Meerdervoort. Het gehele terrein werd gedraineerd met kleine draineerbuizen, die uitmondden in riolen, welke om de 100 meter het terrein doorsneden en die zelf weer uitmondden op een brede ringsloot, welke om het gehele terrein was gegraven en deze sloot stond weer in verbinding met het buitenwater. Verder was er nog een de toegangsweg naar het sportterrein een parkeerterrein geprojecteerd. Het werk werd in zijn geheel dus in werkverschaffing door steuntrekkende werklozen uitgevoerd, die hiervoor een toeslag van 10 procent op hun steun kregen. Zij werkten op een basis van 45 cent per uur, zodat het aantal uren, dat zij werkten, afhankelijk was van het bedrag aan steun, dat zij genoten. Bovendien rouleerde het werkvolk iedere 6 weken, om zoveel mogelijk mensen in de gelegenheid te stellen aan het werk te komen. Het waren allen ongeschoolde werklieden.
Voor het gehele terrein was 18.000 kubieke humusrijke, zandrijke, teelaarde nodig welke per vrachtauto uit Nootdorp werd aangevoerd. Het grondverzet bedroeg in totaal 60.000 kubieke meter. Uiteindelijk werden hier 6500 draineerbuizen van 6 centimeter gebruikt en 1465 meter rioolbuis van 25 centimeter. Het gehele terrein zou 14 hectare groot worden en was daarmee ook het grootste sportcomplex van de residentie, daar het de sportvelden in het Zuiderpark nog met 2 hectare overtrof. De aanleg van het terrein in 1935 vorderde goed. Voor zoveel dit werk door hen kon worden uitgevoerd, zouden de kleedgelegenheden en de tribunes door jeugdige werklozen worden gebouwd. Het terrein werd aan de stichting "Haagsche Sport en Speelterreinen" overgedragen welke het beheer en het onderhoud op zich nam. Rond begin augustus 1937 was het sportterrein gereed gekomen. Van de eerste helft was de grasmat in een zodanige staat, dat deze grasmat al met ingang van 1 september 1937 bespeeld kon worden. Hier namen de voetbalverenigingen S.O.A., S.S.D.S., Oranje-Blauw, Lenig en Snel en W.D.S. hun onderkomen in gebruik, terwijl op dat moment zelfs nog met een zesde voetbalvereniging onderhandelingen werden gevoerd. In hetzelfde jaar was ook de bouw van een kleedgebouwtje geprojecteerd, bestaande uit 2 afzonderijke gedeelten, elke bevattende 8 kleedkamertjes, een scheidsrechterskamer en 2 doucheruimten elk met 10 cellen, voetwasbakken, WC en urinoir. Op dat moment werd nog overwogen of het wellicht doelmatiger was 2 afzonderlijke kleedgebouwtjes op te richten, hetgeen slechts een geringe kostenverhoging zou medebrengen. Tevens werd de dam in de ringsloot verbreed, het voorpleintje verbreed en enige bodemverharding aangebracht. In augustus 1937 werd bekend dat op het Sportpark Ockenburg in totaal 16 speelvelden kwamen. Elk speelterrein kreeg annex 2 kleedgelegenheden met douches, welke op dat moment nog in aanbouw waren, naar een ontwerp van architect Pet van Gemeentewerken.
Clubs naar Ockenburg
Medio 1937 werd bekend dat er 6 voetbalvelden in exploitatie komen. De "Stichting Haagsche Sport- en Speelterreinen", die aan 38 clubs velden verhuurde zou de huur verhogen want de exploitatie toonde een te groot deficit want in 1934 was 33.125,01 gulden ontvangen en 178.097,20 uitgegeven. Ook toen al legde de gemeente Den Haag geld bij. De huurverhoging konden de voor Ockenburg in aanmerking komende clubs niet opbrengen, toen het sportpark in het seizoen 1936-1937 gereed kwam. Respectievelijk bedraagde de huur 500 gulden en 600 gulden per jaar. Deze huurprijzen waren schriftelijk medegedeeld aan de verenigingen, die zelf gevraagd hadden op Ockenburg te mogen komen spelen, en aan enkele andere verengingen welke volgens het oordeel van van het bestuur van de stichting daarvoor in aanmerking kwamen. Aan deze verenigingen werd gevraagd of zij bereid waren op deze condities een huurcontract aan te gaan. Daarbij kwam dat onbekend was of de clubs een consumptietent in eigen beheer mochten nemen en de revenuen van een fietsenstalling en entree mochten opstrijken. Er werd overeengekomen dat de clubs 3 jaar entree mochten heffen en dat in de jaren erna het geld aan de "Stichting Haagsche Sport- en Speelterreinen" zou vervallen. Een consumptietent en een rijwielstalling mochten niet geëxploiteerd worden. Behalve het gebruik van het terrein, kreeg men bij ieder speelveld de beschikking over 2 kleedgelegenheden, met vrij licht en water. De bouw van deze kleedgelegenheden kostte de gemeente alleen al 400.000 gulden. Voor de verlichting moest een aparte kabel worden gelegd, welke de gemeente aan kabelhuur 300,00 gulden per jaar kostte. Medio juli 1937 werd bekend gemaakt welke clubs een officiële toewijzing hadden ontvangen voor het bespelen van een van de nieuw aangelegde velden op Ockenburg. Het waren Oranje-Blauw, S.S.D.S., S.O.A. en P.T.T. Deze clubs ontvingen van de "Stichting Haagsche Sport- en Speelterreinen" een contract ter ondertekening. Het werd deze clubs door de Stichting dus niet makkelijk gemaakt. De clubs Oranje-Blauw, S.S.D.S., S.O.A. en P.T.T. haakten af. Zij vonden de kleedgelegenheden en het gemeenschappelijk clubgebouw prachtig maar de last waren te zwaar. In augustus 1938 werd bekend dat de voetbalvereninging A.D.S. welke haar wedstrijden op het terrein van Overvoorde speelde, thans de beschikking kreeg over een veld op Ockenburg, met gebruik van een dubbele was- en kleedgelegenheid. In juli 1939 hapten onder andere AEC en Tour Boys toe, mede omdat de velden van zeer goede kwaliteit waren. Er volgden nog meer clubs zoals De Jagers, CVS, VOGEL, ADS, WIK, De Zwerm, VUF maar die helaas met mobilisatie in 1939 moesten vertrekken. Deze verenigingen vonden onderdak bij andere verenigingen.
Problemen met de grasmat
Het tweede gedeelte van het sportterrein bleek in het begin van 1938 nog niet aan de verwachtingen te voldoen. De grasmat vertoonde verscheidene zwakke plekken. Het was dus nodig dat de laag teelaarde hier en daar moest worden aangevuld, terwijl de grond ook terdege zou bemest moet worden. Men had daarbij berekend dat indien daaraan gedurende 3 jaren telkens 3000 gulden zou worden besteed, een goed resultaat zou worden bereikt; bleek dit reeds het geval, dan zouden uiteraard geen verdere maatregelen worden genomen. Omdat de grasmat van het gehele terrein in tijden van droogte sterk te lijden had, was het wenselijk de mogelijkheid te scheppen het water in de ringsloot in droge perioden op te zetten tot 0.40 a 0.50 meter boven NAP. Dit kon geschiedden door middel van het gemaal Hanenburg hetwelk door Beek water naar de ringsloot kon pompen. Daarvoor moesten enkele greppels gegraven worden om waterschade aan omliggende tuinderijen te voorkomen, terwijl een toegangskoker met een spindelschuif moest worden gemaakt. De kosten van een en ander werden geraamd om 850 gulden. De Burgemeester en wethouders stelden de raad voor tot uitvoering van deze maatregelen te besluiten.
Verdere aanleg
In 1938 werden de voetbalvelden in het sportpark "Ockenburg I" voor rekening van de huurders van een afrastering voorzien. Ook alle velden van het eerste gedeelte van het sportterrein waren met ingang van 1 september 1938 aan voetbalverenigingen verhuurd. in hetzelfde jaar waren ten behoeve van het sportterrein een hoofdingang met loketgebouwtjes, een portierswoning met een garage en een consumptietent gebouwd. In de portierswoning waren opgenomen een ruimte voor berging van een maaimachine, de verbandkamer en de kamer voor de scheidsrechter. Aansluitende aan de portierswoning zijn dus de 2 loketgebouwtjes met toegangshekken gebouwd. Op het sportterrein waren er verder fietsenrekken en eenvoudige urinoirs geplaatst.
Tegen het einde van 1938 waren de werkzaamheden aan de grasmat van het tweede, zuidwestelijke gedeelte van het terrein, waartoe de gemeenteraad in zijn vergadering van 23 mei 1938 had besloten, gereed. Daarnaast moesten ook de nodige voorzieningen worden getroffen welke bestond uit het bouwen van 2 kleedhuisjes. Deze ruim 23 meter lange en ruim 10 meter brede gebouwtjes waren, behoudens een wijziging van de ingang, ontworpen overeenkomstig van de reeds bestaande huisjes op het noordoostelijk deel van het sportpark en zouden daarbij elk 8 kleedvertrekken, 20 doucheruimten, een scheidsrechterskamer en ook toiletten krijgen. Het besluit in de raad tot de aanleg van de kleedgebouwtjes op het sportpark Ockenburg werd genomen op 3 januari 1939. De bouw van de 2 kleedgebouwtjes op het sportpark was in hetzelfde jaar gereed en ook werden de voetbalvelden van "Ockenburg II" voor rekening van de huurders van een afrastering voorzien.