Landgoed Ockenburg

Archeologische vondsten

Op het terrein waar tegenwoordig zich het recreatiepark Kijkduinpark bevind werden begin jaren 30 opgravingen gedaan. Het was de conservator van het Haagse gemeente archief Drs. Nicolaas Jacob Pabon die hiertoe de eerste aanzet gaf. Bij zijn zoektocht naar een Romeinse weg trof hij op het terrein resten aan van vroegere bewoning. Deze resten bestonden uit Romeinse scherven en gestempeld aardewerk, daarnaast werden er verscheidene brandgraven gevonden (een graf met gecremeerde skeletresten). Deze vondsten leken Pabon dusdanig belangrijk dat hij besloot dr. J.H. Holwerda in te lichten. Deze was destijds directeur van het Rijksmuseum van Oudheden en een archeologische autoriteit.
Gedurende enkele jaren verrichtte Holwerda archeologisch onderzoek op het terrein. Dit gebeurde steeds in delen, de eerste werkzaamheden duurde zes weken. De opgravingen werden gedaan met toestemming van Gemeente Den Haag. Er was afgesproken dat indien er belangrijke historische voorwerpen zouden worden gevonden, deze eigendom zouden blijven van de Gemeente. Verder werden er Haagse werkloze werklieden ingezet voor het graafwerk. Dit graafwerk werd gedaan volgens de zogenaamde Holwerda-methode; lange sleuven, gedeeltelijk parallel aan elkaar en gedeeltelijk kruisend. Deze methode was bedoeld om zonder al te veel graafwerk toch zo veel mogelijk te weten te komen.
De resultaten van het onderzoeken vielen Holwerda tegen. Na het veldwerk en het bestuderen van de resultaten kwam Holwerda tot de conclusie dat er op het terrein een vrij armelijke Bataafse nederzetting moet hebben gelegen. De huizenbouw deed hem daarna concluderen dat er een niet Romeins volk geleefd moest hebben. In de eindpublicatie van 1938 gaf Holwerda het dorp een datering mee van 150-250 na Christus. Holwerda's opgravingen op Ockenburg
De jaren erna werd er geen grootschalig onderzoek meer uitgevoerd. Holwerda had het terrein na zijn onderzoek niet meer in de oude staat hersteld. In de jaren veertig werden er door particulieren nog wel veel voorwerpen gevonden in de gegraven sleuven. Met de aanleg van het gemeentelijk kampeerterrein in 1954 werden de meeste sleuven weer dichtgemaakt. Wat er restte werd in 1962 bij latere uitbreiding van het kampeerterrein toegedekt.
In de jaren negentig werd er voor het eerst weer grootschalig onderzoek gedaan. Hieruit kwam naar voren dat de conclusie van Holwerda niet klopte. Er kwam namelijk vast te staan dat er op Ockenburg een klein Romeins fort gelegen heeft met daarbij een nederzetting. Er werden veel vondsten gedaan o.a. Romeins import aardewerk, munten, militaria en bronzen voorwerpen. Daarnaast werden er enkele waterputten en een viertal graven voor paarden aangetroffen. Dit wijst erop dat er Romeinse militairen aanwezig zijn geweest voor kust- en grensbewaking.
Tijdens bezetting
Eind 1941 was het terrein tot verboden gebied verklaard. De opgravingen waren nog steeds zichtbaar in de vorm van gegraven sleuven. Over deze sleuven doen enkele verhalen de ronde, de Nederlandse militairen zouden deze gebruikt hebben voor beschutting tegen het vijandelijk vuur. Ook wordt in een enkel gevechtsverslag hier melding van gemaakt en gesproken over door de Duitsers gegraven "loopgraven". In ieder geval werd het terrein afgesloten voor nieuwsgierigen. Een van de mensen die het dus toch probeerde, een zekere meneer Hoog, werd prompt in de kraag gevat en naar het "Oranjehotel" in Scheveningen overgebracht. Het heeft daarna veel moeite gekost om hem vrij te krijgen, zelfs Seyss-Inquart is er aan te pas gekomen. De meneer Hoog heeft zich daarna nooit meer op Ockenburg laten zien.

Ockenrode/Solleveld
Iets verder op het terrein bij Solleveld werd in 1955 melding gedaan van een archeologische vondst welke bestond uit een groot aantal urnen. Hierop werden er opgravingen gedaan die nog in 1987 en 2004 navolging kregen. Er werd een Merovingisch grafveld aangetroffen waarbij ook graven zijn aangetroffen. Verder werd er onder andere een krijgersgraf uit de 7e eeuw met veel wapens gevonden. Daarnaast werd er een bijzondere grafkuil aangetroffen in de vorm van een boot. Veel voorwerpen die zijn aangetroffen bij de opgravingen door de jaren heen, worden in depot gehouden door de Gemeente Den Haag. Daarnaast zijn er enkele kleine collecties in het Museon in Den Haag en het Limburgs Museum in Venlo aanwezig. Tevens  is er materiaal naar het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden gegaan.
This site was last modified on 22/11/2024 at 22:16. (c) Landgoed-Ockenburg 2010-2024