Bezoek sjeik

Op dinsdag 2 juni 1964 werd bekend dat de sjeik Soeleiman Daher uit het dorp Ras al-Khaimah aan de Perzische Golf waarschijnlijk zijn tenten ging opslaan op kampeerterrein Ockenburgh. Het plan was oorspronkelijk dat deze sjeik met zijn gevolg zou gaan kamperen in de tuin van de moskee aan de Oostduinlaan in Den Haag, maar men zag hier vanaf om opschudding te voorkomen. De kampbeheerder van het kampeerterrein Ockenburg wist op dat moment nog niet wanneer het oosterse gezelschap zou arriveren en waar op het terrein zij hun tenten gingen neerzetten. Er was op dat moment nog plaats genoeg, want er kampeerden toen niet meer dan 600 personen. De sjeik wilde 3 dagen in Den Haag verblijven en daarna doorreizen naar Duitsland. In de avond van woensdag 3 juni 1964 arriveerde hij met zijn gevolg aan de moskee aan de Oostduinlaan in Den Haag. Hierna ging hij naar naar het kampeerterrein Ockenburgh om daar dus enkele dagen zijn tenten op te slaan.

Met zijn 6 vrouwen, een stoet kinderen, een neef en een broer bivakkeerde hij in wat armzalige oude Franse legertenten op het terrein van Ockenburgh. Samengepropt in een tweedehands bestelauto arriveerde het grote gezelschap uit Hoek van Holland in Den Haag. De aanhanger was flink volgestouwd met tentzeilen, emmers, potten en pannen. De kampbeheerder Johannes Petrus Bijland wachtte met zijn ambtenaren in de hal van de moskee tot de sjeik zijn maaltijd had beeindigd. Met Bijland per scooter voorop ging het stapvoets naar het kampeerterrein, waar bewakers dienst deden als een soort haremwachters. Om de toiletgebouwen hadden de bewakers prikkeldraad gespannen en een door bosjes omgeven stuk duingrond was toen het territoir van de sjeik. Bij het vage schijnsel van koplampen werden de tenten opgezet. Eerder in de moskee had de sjeik aangegeven dat hij 3 tot 4 dagen in Den Haag dacht te blijven. Het doel van zijn reis liet hij in het midden. Hij was een groot bewonderaar van de Engelse koningin en bovendien was Engeland zijn moederland. Door ons land, Duitsland, Oostenrijk, Zuid-Slavie en Turkije dacht hij terug te gaan naar zijn grondgebied, waar een kudde schapen, 6 koeien en 9 kamelen op zijn terugkomst wachtten. Op het kampeerterrein kreeg de sjeik ook lijfwachten van 2 rechercheurs en voor alle bezitters van fototoestellen bleek Ockenburgh gesloten te zijn. In zijn tentenkamp gaf de sjeik de Haagse politie zijn instructie.

Op donderdag 4 juni 1964 liet de sjeik zijn oog vallen op 6 kippen. Kort daarna liepen de dieren onwennig kakelend door het kampement en krabden met de poten in het mulle duinzand. De sjeik vroeg ook belangstellend naar de prijs van een vet schaap. De politie had een grote activiteit ontwikkeld rond de sjeik Soeleiman Daher. Politiewagens reden de hele dag af en aan op het kampeerterrein, maar ook de vreemdelingendienst van de politie was druk doende om de sjeik aan een visum en de nodige papieren te helpen. Deze had hij nodig om later de Duitse grens te passeren. Dat was geen eenvoudige zaak, omdat het gezelschap van ongeveer 20 personen op 3 paspoorten reisde. De verkeerspolitie zocht naar 2 andere, geen nieuwe, auto's voor het gezelschap. Vermoedelijk was het bij de verkeerspolitie al opgevallen dat de sjeik met veel meer dan een toelaatbaar volgelingen in de tweedehands bestelauto zijn intocht had gemaakt. Ook de kampbeheerder en de ambtenaren van het kampeerterrein spanden zich bijzonder in om de sjeik naar de zin te maken. Op donderdag 11 juni 1964 ging de sjeik de Duitse grens over. Met zijn bestelauto vol vrouwen en kinderen en in gezelschap van zijn broer, verliet hij die ochtend om 06:30 het kampeerterrein Ockenburgh. Drie kampeerders reden in eigen auto's mee, met een deel van het gezelschap over hun auto's verdeeld. Hiermee werd de bestelauto van de sjeik wat ontlast. Bijland leidde deze 'expeditie'. De vreemdelingendienst van de politie had ervoor gezorgd dat de visa in orde waren. De Nederlandse doune en de Duitse douane lieten het gezelschap zonder niet al te veel te vragen de grens passeren.