Roofoverval op woning
Op donderdag 22 maart 1945 werd om 21:15 door de politie in Loosduinen gemeld dat even tevoren een overval plaats had gevonden in het perceel Hoefbladlaan 76. Twee politieagenten werden naar de plaats van deze overval gestuurd. Om 23:00 uur werd, naar aanleiding van de melding van 21:15, door een politieagent gemeld dat rond 19:30 er 2 mannen met 1 vrouw in het perceel Aronskelkweg 76 waren geweest. De bewoner van het perceel Aronskelkweg 76 was genaamd Willem Daniels, die aan de politie mededeelde dat even tevoren door de hier bovengenoemde personen onder bedreiging van een vuistvuurwapen beroofd en ook opgesloten in een kast was. Na deze overval werd er ongeveer 5000 gulden aan geld, bonnen voor levensmiddelen, levensmiddelen en kleding vermist. De goederen werden volgens Daniels vervoerd op een transportdriewieler. Op vrijdag 23 maart 1945 deed Willem Daniels aangifte van deze overval door de mannen en de vrouw, die toen voorgaven een huiszoeking te moeten doen. Na de overval verdwenen zij met medeneming van ongeveer 8000 gulden, 1 gouden ring, 1 gouden dames armband horloge, een grote parij heren- en dameskleding, 6 Perzisch kleedjes, tafelzilver, schoenen, enkele levensmiddelen, 5 damestassen, 2 aktetassen, 40 kaarsen, 18 knotten wol, 1 lap stof, 2 damesfietsen, 3 noodkaarten, 3 koffers en 480 vleesbonnen.
Deze overval was uitgevoerd door Willem Jozef Karl Kicken met zijn zelf opgerichte knokploeg. Kicken vernam van Lambertus Hubertus Antonius Roelofs, een kapper aan de Laan van Meerdervoort 245, dat een zekere Daniels een afperser en ook een zwarthandelaar was. Roelofs had 11000 gulden van Daniels geleend, dus besloot Kicken om naar Daniels te gaan. Willem Daniels woont op dat moment met zijn vrouw Margaretha Voorhaar en hun zoon Julius Adrianus Daniels aan de Aronskelkweg 76. Op de dag van deze overval ging Kicken met Paul Leo Geerligs en Clara Christine Bree naar het adres van Daniels toe. Met een smoes kwam Bree het perceel Aronskelkweg 76 als eerste binnen, waarna Kicken en Geerligs met pistolen volgden. De kapper Roelofs zou in de omgeving met een handwagen staan. Jacoba Johanna Voorhaar, een schoonzus van Willem Daniels die op de eerste etage woonde, werd op de tweede etage opgesloten. De schoonvader van Daniels, Jan Hermanus Voorhaar, werd samen met hem in een kast opgesloten. Wijnanda van Nieuwenhuizen, die bij het perceel aanbelde en de hoofdbewoonster van de eerste etage was, werd naar de tweede etage gedreven en daarna in een muurkast opgesloten. Ondertussen belde Gerard Hendrik Soodt, een vriend des huizes, aan en ook hij werd daarna in een muurkast op de tweede etage gestopt. Niet veel later belde ook nog de buurman Johannes Marie Boelhouwer, die aan de Aronskelkweg 80 woonde, aan en ook hij werd daarna in muurkast gestopt. Ondertussen pakten Geerligs en Bree kleding, tafelzilver, zeep en dergelijke in maar geld werd niet aangetroffen. Daniels werd weer uit de muurkast gehaald en werd gedwongen te vertellen waar het geld was. Hij kreeg met een pistool een klap op zijn hoofd en wees de plaats aan. Men haalde het geld uit een lampenkap. Nadat Roelofs met de handwagen was geroepen, werd alles op de handwagen geladen. Hierna vertrokken Roelofs en Bree met de handwagen, terwijl Geerligs en Kicken uit het perceel per fiets met tassen geld, bonnen en wol vertrokken. Na hun vertrek werden ze aangehouden door een Duitse patrouille, maar wisten te vluchten. De fietsen en tassen moesten ze in een dwarsstraat achterlaten. Bree en Roelofs brachten de goederen naar haar woning aan de Pijnboomstraat 71. In de ochtend van vrijdag 23 maart 1945 werd aan ieder wat gegeven, de rest was bestemd voor de onderduikers. Mevrouw Van Druten, een verhuurster van een kamer, kreeg 2 dekens en de mevrouw Van Tuyl kreeg een laken. Bree en een ene Dicky Kok kregen ook wat, de rest werd later opgehaald. Roelofs en Geerligs namen een kostuum.