Bominslag
Op woensdag 18 oktober 1944 werd exact om 08:15 bij de Luchtbeschermingsdienst door een bewoner aan de Hoefbladlaan gemeld dat op het Petuniaplein een voltreffer op 2 villa's was gekomen. Om 08:16 gaf de postcommandant van de post aan de Gaslaan opdracht tot het laten uitrukken van een ploeg van de Opruimingsdienst en het Hoofd Luchtbeschermingsdienst naar het Petuniaplein. Al eerder, rond 08:05, vond op het Petuniaplein, het landgoed Ockenburg en de Stichting "Bloemendaal" een bombardement plaats. Het einde van het bombardement was rond 08:10. Het luchtalarm werd gemaakt om 08:12 en duurde tot 08:24. Het bombardement werd ondernomen door 6 vijandelijke vliegtuigen en voor zover bekend, werden er 9 brisantbommen afgeworpen. Drie brisantbommen kwamen terecht in de omgeving van het Petuniaplein, 3 op het landgoed Ockenburg en 3 op de Stichting "Bloemendaal". Omdat de beide laatstgenoemde locaties militairen terreinen waren, kon aldaar dus geen onderzoek worden ingesteld. Om 08:25 werd gemeld dat er een wagen van de Opruimingsdienst en van de EHBO naar het Petuniaplein waren uitgerukt. Een half uur later, om 08:55, werd er door de opperluitenant Kooistra medegedeeld dat hij zijn commandopost had ingericht aan Petuniaplein 1. De opperluitenant meldde dat er 3 bommen waren gevallen op het Petuniaplein en 8 huizen beschadigd waren. Ook was er een slachtoffer gevallen, de predikant Sietse Oene Los. Hij was overgebracht naar het Gemeenteziekenhuis Zuidwal. Volgens de opperluitenant Kooistra waren er ook bommen gevallen op het zeer nabijgelegen landgoed Meer en Bos, Ockenrode en Bloemendaal. Behalve de gevallen brisantbommen van zeer zware kaliber, waren de percelen aan het Petuniaplein ook beschadigd door boordwapens. Er was gelukkig ook nergens brand ontstaan. Om 09:55 werd door de Gemeentelijke Reinigingsdienst gemeld dat zij naar het Petuniaplein moesten gaan voor het opruimen van glas. Om 10:06 werd door de opperluitenant Kooistra gemeld dat behalve de bominslag op het Petuniaplein, ook 2 bommen waren gevallen op de tuin van Storm, 300 meter tegenover de Ockenburghstraat, 1 op het landgoed Ockenburg en 3 vermoedelijk op het landgoed Ockenrode nabij de watertoren van de Westlandsche Drinkwater Maatschappij. Dit was dus militair terrein, waarop de politie niet werd toegelaten. Als gevolg van de luchtdruk bij het ontploffen van deze bommen op de tuin van Storm, waren ongeveer 200 percelen aan de Ockenburghstraat, Alidastraat en enkele andere zijstraten ervan beschadigd. Dit bestond uit het verlies van alle vensterruiten en van de meeste percelen ook een aantal dakpannen. Van ongesprongen projectielen was in de buurt van het bewoonde gedeelte echter niets gebleken. Om 10:50 werd er op verzoek van postcommandant van de post aan de Gaslaan de opdracht gegeven tot het laten uitrukken van de speciaalwagen van de Opruimingsdienst naar het Petuniaplein. Om 11:15 werd verzocht om meer personeel van de Gemeentelijke Reinigingsdienst te sturen naar de Ockenburghstraat en Alidastraat.
Na aankomst van de wagen van de Opruimingsdienst op het Petuniaplein eerder die ochtend werd direct begonnen met het verwijderen van het gevaarlijke gedeelte van de achtergevel en daarna in overleg met de ambtenaren van de Bouw- en Woningtoezicht werd de kap van het perceel Petuniaplein 8 gestut in verband met de gevaarlijke toestand van de eindgevel van dit perceel. Rond 10:00 uur werd dus gevraagd om de speciaalwagen te laten komen en om 10:55 nogmaals door de commandopost te laten vragen om de speciaalwagen en de Gemeentelijke Reinigingsdienst om het glas op te ruimen. Om 11:15 arriveerde de speciaalwagen, waarna er met de bemanning een staalkabel werd gelegd van de eindgevel naar een schoorsteen van het naastgelegen perceel. Het opruimingswerk werd uiteindelijk om 12:15 gestaakt en werd het bevel tot inrukken gegeven. Om 12:50 werd gemeld dat de speciaalwagen van de Opruimingsdienst en een ploeg van de EHBO teruggekeerd waren van het Petuniaplein. Om 13:05 werd gemeld dat de wagen van de Opruimingsdienst weer teruggekeerd was aan de post en weer in dienst was. Om 15:30 werd aan de commandopost van de Luchtbeschermingsdienst gemeld dat de huizen in de Componistenbuurt vanwege de hevige bominslag in die ochtend veel glasschade hadden gekregen. Van de Dienst der Gemeentewerken was het toegestaan dat de schuttingen konden worden gebruikt voor het dichten van de vernielde ramen. Verder werd gemeld dat later de vloeren van 3 huizen werden opengebroken voor dat doel, doch leek het de melder dat dit hout voor branden kon worden gebruikt en vroeg hij de politie voor bewaking.
Bomschade
Door de Luchtbeschermingsdienst en de Technische Noodhulp was eerder die dag vastgesteld dat achter het perceel Petuniaplein 8 een kleinere bomtrechter bevond en kleinere bomtrechter in de Cliviastraat voor de zijgevel van het voorgenoemde perceel en verwoesting van de zolderverdiepingen van de percelen Petuniaplein 8 en Petuniaplein 7. De indruk van de Luchtbeschermingsdienst was dat in het perceel Petuniaplein 7 geen bom gevallen was en dat alle vernielingen het gevolgen was van de luchtdruk of van de bomscherven. Door de opruimingsploeg werden in het perceel Petuniaplein 8 de plafondhangers en de kapbalken ondersteund. De enkele onbetrouwbare muren werden afgebroken en het puin werd op de binnenplaats van het perceel gestort. Bergingswerk van personen was niet nodig, omdat de enkele zwaar gewonde persoon inmiddels opgehaald was. Door de bommen was er dus geen brand of breuk van de leidingen veroorzaakt. Na beveiliging van het woonhuis werd de bomtrechter in de Cliviastraat met zand dichtgegooid en het puin van de rijweg verwijderd. Behalve bovenvermelde schade aan de percelen was er dus ook veel glasschade in de omgeving ontstaan. Het dichten van raamopeningen kon geschieden met hout, afkomstig van schuttingen en schuren van de onteigende percelen aan de Aronskelkweg. Na overleg werd deze hulpverlening door de Opruimingsdienst geweigerd, omdat dit een aangelegenheid van de gemeente was, voorzover het boven de krachten van deze particulieren uitging. De opperluitenant Kooistra had echter inmiddels enkele getroffen bewoners een soortgelijke toestemming gegeven. De Luchtbeschermingsdienst had het standpunt ingenomen dat het dichtmaken van de openingen en het afhalen van het benodigde materiaal van de aangewezen bron in handen van de burger te laten, maar wel onder toezicht van de Luchtbeschermingsdienst. Hiervoor werden er 3 ambtenaren van de Dienst der Gemeentewerken toegewezen. Het perceel Petuniaplein 6 raakte lichte beschadigd, terwijl de percelen Petuniaplein 1, 2, 3, 4 en 5 alleen glasschade opliepen. Ook in de wijde omgeving van het Petuniaplein liepen talrijke woningen glasschade op, namelijk aan de Lobelialaan, Speenkruitstraat, Thorbeckelaan, Pinksterbloemplein, Zilverschoonstraat, Hoefbladlaan, Parsifalstraat, Laan van Meerdervoort, Handellaan, Rienzistraat, Ockenburghstraat, Kijkduinsestraat, Pieter de Hooghplein, Alidastraat, Monsterseweg, Vermeerstraat, Rubensstraat en de Rembrandtstraat.
Slachtoffer
Het enige slachtoffer wat bij deze bominslag op het Petuniaplein viel was Sietse Oene Los. Sietse Oene Los overleed nog dezelfde dag in het Gemeenteziekenhuis Zuidwal aan de gevolgen van trauma (wervelfractuur). Sietse Oene Los, bekend emeritus predikant van de Gereformeerde Kerk van 's-Gravenhage-Oost, werd geboren op 12 oktober 1871 in Nieuwer-Amstel. Hij studeerde aan de Theologische Hogeschool in Kampen. Zalk was zijn eerste gemeente waar hij op 27 januari 1895 zijn intrede deed. In 1897 vertrok hij naar De Lier in het Westland, welke standplaats hij in 1901 met Hilversum verwisselde.
In die dagen trad hij in de Gereformeerde Jongelingsbond op de voorgrond en werd hij ook voorzitter van de afdeling Noord-Holland van deze organisatie en werd eveneens lid van het Bondsbestuur van de Nederlandse Bond van Jongelingsverenigingen op Gereformeerde Grondslag. In Hilversum bracht Sietse Oene Los de in eensmelting van de Kerken A. en B. tot stand en gedurende zijn verblijf aldaar promoveerde hij in 1905 aan Rijksuniversiteit in Utrecht tot doctor in de letteren en wijsbegeerte op een dissertatie getiteld "Aristoteles in Nederland". In 1908 nam hij een beroep aan naar de Gereformeerde Kerk van Pretoria, waardoor er met zijn optreden tot een verzoening tot stand werd gebracht tussen de Nederlanders en Afrikaners. Als predikant in Hilversum was Sietse Oene Los ook de vertrouwensman van Paul Kruger geweest, bij wie hij kort voor zijn dood in 1904 in Menton 5 maanden verbleef. In 1914 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Theologische School in Potchefstroom, waar hij ook les gaf aan het universiteitscollege in de filosofie. Ook aanvaarde hij zijn professoraat met een inauguratie over: "Na-catechisatie". Hij werd in 1912 op voorstel van de Minister-President Hertzorg door de universiteit Kaapstad honoris causa benoemd tot Magister Artrium (meester in de letteren). In 1920 vertrok hij met verlof naar Nederland en legde hij vanwege huiselijke omstandigheden zijn professoraat weer neer. Van de op hem uitgebrachte beroepen nam hij dat naar de ongedeelde kerken van Den Haag aan, als opvolger van de overleden Ds. Van der Linden. In januari 1921 deed hij zijn intrede in de Nieuwe Zuiderkerk. Op 12 mei 1922 promoveerde hij aan de Vrije Universiteit tot doctor in de theologie. Hij was ook de secretaris van de Vereniging voor Christelijke Pedagogiek en had voor Enkrateia zitting in de Nationale Commissie tegen het Alcoholisme (NCA). Ook was hij voorzitter van de commissie ad. art. 10 der statuten van de Schoolraad voor de scholen met de bijbel. Ook was hij actief als bestuurslid van het Pedagogisch Congres. In 1911 vertegenwoordigde hij de Gereformeerde Kerk van Zuid-Afrika op de Generale Synode der Gereformeerde Kerken van Zwolle. In 1931 vertegenwoordigde hij de Gereformeerde Kerken in Nederland op de Synode in Grand Rapids toen de kerken in de Verenigde Staten haar driekwart eeuwgetijden vierde en in 1939 de Gereformeerde Kerken in ons land op de Synode van de Gereformeerde Kerken in Zuid-Afrika in Bloemfontein. In juni 1943 diende hij met nog 5 andere predikanten bij de Generale Synode van Utrecht bezwaarschriften in tegen de leeruitspraken van 1905 en 1942 ten aanzien van het genadeverbond en het zelfonderzoek. Sietse Oene Los trouwde op 23 januari 1895 in Den Haag met Zwaantje van Beest van Andel. Samen kregen zij 4 kinderen: Anne Los, Jacob Los, Margaretha Los, Oene Los en Jacob Los. Sietse Oene Los werd ook benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Na zijn pensionering bleef hij in Den Haag wonen. Zijn vrouw,