Ongeval tijdens bunkerbouw

Op donderdag 16 juli 1942 werd om 10:40 door de politie gemeld dat de GG&GD vanuit de duinen, achter het posthuis Kijkduin, bij een bouwwerk van de Duitse weermacht de 54-jarige Johannes van der Spek naar het Rooms-Katholieke Ziekenhuis aan het Westeinde had vervoerd. Johannes van der Spek, wonende aan de Stastokstraat 56 in Den Haag, kreeg de bak van een betonmolen op zijn lichaam en werd in het ziekenhuis opgenomen. Tijdens de werkzaamheden moest er een cementmolen verplaatst worden, waarbij de baas van het werk wilde helpen maar per ongeluk aan de handel stootte. Het gevolg was dat de molen ging draaien en Van der Spek bekneld raakte. Er werd nader naar de oorzaak gekeken en men vermoedde dat Van der Spek geen letsel had opgelopen. Een aantal getuigen van het ongeval spraken deze verklaring tegen. Zij verklaarden dat de pal door een eigen beweging los was geslagen. Volgens de directeur van de Arbeidsinspectie was zoiets mogelijk, van schuld was niets gebleken.

In een brief van dinsdag 21 juli 1942 schreef de Hoofdinspecteur van den Arbeid, hoofd van het 10e District der Arbeidsinspectie dat hij op verzoek van de rechercheur Koele aanwezig was geweest bij het onderzoek naar het ongeval, dat zich had voorgedaan tijdens het transport van een betonmolen van een bouwwerk in de duinen nabij Kijkduin. De betonmolen in de kwestie was niet meer aanwezig. De uitvoerder van het bouwwerk had echter aan de hand van een andere betonmolen, op een andere plaats in deze duinen in gebruik, een verklaring gegeven. De bak, waarmee de specie (het cement, zand en grint) in een roterende mengtrommel werd gestort, was tijdens het vervoer in de hoogste stand gehesen. In deze stand werd de stortbak vastgehouden, waarmee de bak werd gehesen, op de hijstrommel was opgewonden. Het draaien van de as, waarop de hijstrommel was bevestigd, werd belet door een pal en een palrad. Zolang deze pal goed in het palrad zat, kon de as niet draaien en de stortbak niet vallen. Blijkens het ongeval was de stortbak plotseling omlaag gekomen en had deze Van der Spek, die zich in de baan van de neerkomende bak bevond, ernstig geraakt. Op een of andere wijze moest dus de pal uit het palrad losgeraakt zijn. Uit ervaring van de Hoofdinspecteur kwam dat meer voor. Ook in 1939 had hij een soortgelijk ongeval onderzocht in de gemeente Alkemade, waar ook bij het vervoer van een betonmolen de bak naar beneden stortte. Wanneer het ongeval aldus was geschied, dan was de oorzaak ervan toe te schrijven aan een onvoldoende uitvoering van de palinrichting, waardoor er helaas niet werd voorkomen dat de bak onverwacht neerstortte. Schuld bij de uitvoerder achtte de Hoofdinspecteur dan ook niet aanwezig.