Poging tot moordaanslag
Op woensdag 1 november 1944 kwam om 09:00 uur bij de wachtcommandant van de recherche een telefonisch bericht binnen, dat in de Huisduinenstraat de opperluitenant van de Staatspolitie Jurjen Kooistra was neergeschoten. De commandant van de Ordepolitie, een hoofdinspecteur, een onderluitenant en een rechercheur werden naar de locatie van het incident gestuurd. Tijdens het onderzoek bleek dat Kooistra diezelfde ochtend rond 08:40 op het punt waar de Huisduinenstraat en de Wognumstraat samenkomen vermoedelijk door 2 onbekende mannen met een pistool was neergeschoten. Een van mannen was op een fiets, terwijl de andere man vermoedelijk de fiets van Kooistra had meegenomen. Na deze moordaanslag ging Kooistra te voet naar het perceel Huisduinenstraat 72 en was vanaf daar per ambulance van de GG&GD naar het Gemeenteziekenhuis Zuidwal overgebracht. In het perceel Huisduinenstraat 72 werd door een rechercheur een kogel aangetroffen. Ook werd door een hoofdinspecteur op de locatie van de moordaanslag een huls aangetroffen. De huls was van het kaliber 7,65. Volgens een mededeling van een arts die Kooistra had behandeld, had Kooistra door deze moordaanslag een doorschot in de linkerkuit en niet ernstige verwondingen aan de borst en linkerarm opgelopen. Van deze moordaanslag op Kooistra waren 5 getuigen. Om 09:00 uur werd ook door de Officier van Dienst (staf Ordepolitie) gemeld dat op Kooistra een moordaanslag was gepleegd, vermoedelijk door 2 onbekende mannen die op de fiets waren en van vuistvuurwapens waren voorzien. Hij was getroffen door een schot in de longen en door een schot in een van zijn benen. Hij was binnengebracht in het perceel Huisduinenstraat 72.
Naar aanleiding van dit incident werd door de politie een onderzoek ingesteld. Het bleek dat op het punt waar de Huisduinenstraat en de Wognumstraat samenkomen, er door 2 onbekende mannen op de opperluitenant van de Staatspolitie Jurjen Kooistra een moordaanslag was gepleegd. Jurjen Kooistra was geboren op woensdag 3 juni 1986 in Visvliet, woonde aan de Kortenhoefsestraat 55 in Den Haag en was getrouwd met Janke Vis. Volgens hetzelfde onderzoek raakt Kooistra bloedend gewond aan zijn linkerbeen, borst en linkerarm. Hij had zich te voet van de locatie van de moordaanslag begeven naar het perceel Huisduinenstraat 72 en was daar vandaan inmiddels per ambulance van de GG&GD overgebracht naar het Gemeenteziekenhuis Zuidwal. Een maand eerder, op dinsdag 10 oktober 1944, werd de opperwachtmeester Leonardus Zegstroo in de Drebbelstraat doodgeschoten. Na deze mislukte aanslag op Kooistra, werd op vrijdag 29 december 1944 de politieagent Antonius Sebastiaan Aan in de Ribesstraat doodgeschoten.
Na de aanslag werd om 10:25 het eerste telexbericht verzonden met het bericht dat eerder die dag om 08:45 door 2 onbekende fietsers in de Medemblikstraat 3 schoten waren gelost op Jurjen Kooistra. Hij was vermoedelijk door 2 schoten getroffen, nadere bijzonderheden volgden. Hij was geen lid van de NSB. Om 17:55 werd het tweede telexbericht verzonden met het bericht dat eerder die dag rond 08:40 door 2 onbekende mannen er een aanslag met een pistool was gepleegd op de hoek van de Huisduinenstraat en de Wognumstraat op Jurjen Kooistra. Een van deze mannen loste 3 a 4 schoten op Kooistra, waardoor deze een doorschot in de linkerkuit en niet ernstige verwondingen aan de borst en de linkerarm opliep. Een van deze mannen was vermoedelijk op een oude damesfiets, terwijl de andere vermoedelijk op de fiets van Kooistra was gevlucht. Het eerste signalement luidde een donkere regenjas en dito gleufhoed en het tweede signalement luidde een beige of lichte regenjas, een gleufhoed, had een bleek, lang, mager gezicht en was ongeveer 1.70 meter lang. Deze man had vermoedelijk een oude damesfiets bij zich. Om 18:00 uur werd het derde en ook het laatste telexbericht verzonden met het bericht dat Kooistra die ochtend om 08:45 in uniform gekleed op weg naar zijn was en in de Medemblikstraat was opgewacht door 2 onbekende mannen, die 3 schoten op Kooistra hadden gelost. Kooistra liep een doorschot in de linkerkuit en niet ernstige verwondingen aan de borst en de linkerarm op. Hij was opgenomen in het ziekenhuis aan de Zuidwal en zijn toestand was goed. Een van de aanvallers had de dienstfiets van Kooistra meegenomen. De Aussenstelle van de Sicherheitsdienst (SD) had het verdere onderzoek overgenomen.
Kooistra werd dezelfde dag in het ziekenhuis verhoord en verklaarde dat hij in de ochtend rond 08:40 zoals gewoonlijk in uniform gekleed op de fiets op weg was van zijn woning naar het politiebureau in Loosduinen. Op het bovengenoemde tijdstip bevond hij zich op het punt van de Wagnumstraat en Huisduinenstraat. Uit de richting Medemblikstraat kwam een man hem tegemoet lopen en hield een pistool op hem gericht. De man keek Kooistra aan en riep: "Halt, handen omhoog". Kooistra sprong van zijn fiets, liet deze op straat vallen en greep de man bij zijn pols, waardoor het wapen naar boven werd gericht en er een schot afging. Op hetzelfde moment werd hij in zijn linkerbil geschoten. Kooistra merkte dat een tweede man achter hem stond, ook een met pistool in zijn handen. Het schot ging daarna direct door zijn linkerkuit. Kooistra was inmiddels ook aan het worstelen met de eerste man, die voor hem stond, met de bedoeling hem zijn pistool te ontwringen. Na het tweede schot van de tweede man, had hij zich met de eerste man een gehele slag omgedraaid, om te proberen ook de tweede man te grijpen. De tweede man loste daarna een derde schot op zijn rechterborst. Inmiddels had de eerste man nog diverse schoten op hem gelost, waarvan een in zijn linkerarm en enkele in zijn kleding. Het lukte hem daarna de eerste man enkele meters van hem af te slingeren, waarna de beide mannen weer vertrokken. Op welke wijze en in welke richting had Kooistra niet gezien. Ook kende hij de beide mannen niet en had hen, voor zover hem bekend, niet eerder gezien. De beide mannen waren volgens Kooistra ongeveer 30-35 jaar oud. De eerste man was ongeveer 1.72 meter lang, was gekleed in een donkere regenjas en een donker kostuum. Hij had een mager, langwerpig gelaat, zag er verworden uit, was hoogst nerveus en was blootshoofds. De tweede man was ongeveer 1.80 meter lang, had een flink postuur, was donker gekleed met een donkere regenjas en droeg een donkere slappe hoed. Voor zover Kooistra kon waarnemen, maakten de mannen gebruik van 2 automatische pistolen. In de kleding van Kooistra werden 3 kogels aangetroffen en had deze aan de rechercheur overhandigd. Deze 3 kogels werden ter beschikking gesteld aan de Hoofd-Inspecteur van de Staatsrecherche, Chef-Inspectie IIa in Den Haag. In het geheel waren door deze beide mannen vermoedelijk 10 schoten op hem gelost. Kooistra had zelf niet geschoten en verklaarde dat hij bij een wederzien de mannen zou kunnen herkennen.
De Hoofd-Inspecteur van de Staatsrecherche en ook onbezoldigd rijksveldwachter Petrus Johannes Laus had in het ziekenhuis diverse spullen van Kooistra in beslag genomen, namelijk een regenjas, een winterjas, een tuniek, een pantalon en laarzen. Verder had Laus op woensdag 1 november 1944 op de locatie van het misdrijf een patroonhuls aangetroffen en werd in beslag genomen. Zowel de kleding als de patroonhuls werden ter beschikking gesteld aan de Hoofd-Inspecteur van de Staatsrecherche, Chef Inspectie IIa in Den Haag. De kleding werd onderzocht op kogelgaten. Er werd hierbij een kogelgat geconstateerd in de tuniek, de regenjas en de winterjas ter hoogte van de rechterborst; een kogelgat in de tuniek, winterjas en regenjas in de linkermouw; een kogelgat in de linkerlaars ter hoogte van het kuitbeen. De kleding werd daarna aan Kooistra teruggegeven, onder de aanzegging deze voor Justitie te bewaren. De 4 kogels en de patroonhuls werden voor een deskundig onderzoek aan een Inspecteur 1e klasse van de Staatsrecherche. Deze zouden na afloop van dit onderzoek ook in bewaring blijven bij het Commissariaat IIa in Den Haag, in afwachting van de beslissing door de Officier van Justitie in Den Haag. Die politie dienstfiets van Kooistra werd niet teruggevonden, zodat kon worden aangenomen dat een van de daders hierop was weggereden. Een onderzoek naar deze politie dienstfiets zou worden ingesteld; het resultaat zou bij een afzonderlijk proces-verbaal vastgelegd worden. Uit een onderzoek bleek dat de huls van het kaliber 9 mm was, gemerkt FN 37. Daarbij was er op de hulsbodem en aan de bovenrand een groene laklaag te zien, bestemd om dit soort munitie oliedicht te houden. De kogels hadden een koperen mantel en ook een loden kern. Drie kogels waren 18 mm lang en hadden een afgeplatte kop, maar de vierde kogel was 17 mm lang en had een aangepunte kop. Het kaliber was 7,60-7,70 mm. De huls was gebruikt in een automatisch pistool. De kogels waren verschoten uit een revolver met een getrokken loop (4 trekken, rechts draaiend).
Verklaring politie
De rechercheur 1e klasse van de Staatsrecherche in Den Haag, Gerrit Marinus Methorst, verklaarde in een proces-verbaal dat hij op die dag rond 08:40 zich in de Den Helderstraat bevond. Hij werd hier door diverse personen gewaarschuwd dat in de Huisduinenstraat een aanslag was gepleegd op een politieagent en dat deze was binnengebracht in het perceel Huisduinenstraat 72, bij een zekere H.J. van Bommel. Methorst ging bij dit perceel naar binnen, waar hij de voor hem bekende opperluitenant van de Staatspolitie Jurjen Kooistra zag zitten. Kooistra vertelde aan Methorst dat een aanslag op hem was gepleegd door 2 onbekende mannen. Op een afstand van ongeveer 1 meter van Kooistra zag hij een kogel op de grond liggen. Methorst raapte deze kogel op en toonde deze aan Kooistra, die hem vertelde dat hij vermoedde dat de kogel uit zijn kleding was gerold en hem opdroeg de kogel over te dragen aan degene die het onderzoek naar de aanslag op Kooistra zou leiden. Deze kogel werd overgedragen aan Petrus Johannes Laus, die inmiddels ook ter plaatse gekomen was.
Verhoren door Staatsrecherche
Op woensdag 1 november 1944 werd Aloysius Johannes Petrus Rijgersberg, 16 jaar oud en wonende aan de Nieuwediepstraat 87, door een rechercheur van de Staatspolitie als getuige verhoord. Hij verklaarde dat hij in de ochtend rond 08:30 in de achterkamer van zijn huis was. Hij hoorde toen 2 schoten en gelijktijdig hoorde hij zijn zusje Johanna roepen: "Aan de achterkant wordt gevochten". Hij keek toen uit het raam en zag op de hoek van de Huisduinenstraat en de Wognumstraat een politieagent in uniform vechten met een man. Deze man had een donkere regenjas aan en had ook een donkere hoed op. Daarna kwam er kwam een man, gekleed in een beige regenjas in de Wognumstraat aangelopen, komende uit de richting van de Medemblikstraat. Volgens Rijgersberg liep deze man op de politieagent af en greep naar hem, maar hij kon echter niet zien en hoorde wat hij deed. Daarna zag Rijgersberg dat de man, staande op een afstand van ongeveer 1 meter, met een revolver 3 keer op de politieagent schoot. De politieagent liep toen weg, de Huisduinenstraat in. De man met de beige regenjas aan liep naar een oude damesfiets, die niet ver van de locatie waar hij geschoten had op straat lag, en fietste weg naar de Medemblikstraat. De man reed deze straat in, in de richting van de Haagweg. Tijdens het fietsen stak de man zijn revolver nog in zijn rechter buitenzak van zijn regenjas. Echter halverwege de Medemblikstraat draaide de man weer om en reed de Medemblikstraat uit, in de richting van het Monnickendamplein. De man met de donkere regenjas liep naar een fiets. Deze fiets lag niet ver van de locatie lag waar de man met de politieagent had gevochten waarna de man de Wognumstraat in fietste, in de richting van de Soestdijksekade. Een nader signalement van de beide mannen kon Rijgersberg niet geven en bij een wederzien zou hij ze niet kunnen herkennen.
Vervolgens werd Johanna Maria Rijgersberg, 9 jaar oud en ook wonende aan de Nieuwediepstraat 87, verhoord. Zij verklaarde dat zij in de ochtend op een onbekend tijdstip in de achterslaapkamer op bed lag. Zij hoorde een knal en keek uit het raam. Zij zag op de hoek van de Huisduinenstraat en de Wognumstraat een man met een blauwe regenjas aan, vechten met een politieagent. Hij had zijn armen om het lichaam van de politieagent. Er kwam daarna een man met een lichte regenjas aan. De man zat op een fiets en kwam uit de richting van de Medemblikstraat. Toen hij dichtbij de politieagent was wierp hij zijn fiets op straat en liep naar de politieagent. Rijgersberg meende dat hij toen een revolver uit een tas, die de politieagent om had, pakte. Daarna schoot hij 3 keer op de politieagent, waarna de mannen weg liepen. De politieagent liep de Huisduinenstraat in. Een man reed op een fiets naar de Medemblikstraat, terwijl de andere man naar de Soestdijksekade fietste. Zij verklaarde dat zij bij een wederzien de mannen niet zou kunnen herkennen.
Vervolgens werd Josephus Johannes Antonius Jacobus Rijgersberg, 47 jaar, crisisambtenaar en ook wonende aan de Nieuwediepstraat 87, verhoord. Hij verklaarde dat hij rond 08:40 in de gang van zijn woning stond en zijn vrouw hoorde roepen: "Moord, zij schieten achter op een agent". Rijgersberg verliet daarna zijn woning, liep de Wognumstraat in naar de Huisduinenstraat en zag dat op het punt waar de Wognumstraat en de Huisduinenstraat samenkomen een sabel lag. Hij hoorde van omstanders dat een politieagent zich in het perceel Huisduinenstraat 72 bevond, waar hij de sabel naar toe bracht. Inmiddels zag hij in de Medemblikstraat een politieagent arriveren en riep hem aan. De politieagent ging met Rijgersberg naar het perceel waar gewonde agent zich bevond. Hij zag in de Medemblikstraat een man op een oude damesfiets rijden in de richting van het Monnickendamplein. Deze man was gekleed in een beige regenjas en had ook een bruine gleufhoed op. De man had een bleek, lang, mager gezicht en was ongeveer 1.70 meter lang. Rijgersberg verklaarde bij een wederzien hem niet te kunnen herkennen.
Vervolgens werd Hendrika Ouwerkerk, 54 jaar, verkoopster en woonde aan de Nieuwediepstraat 93, verhoord. Zij verklaarde dat zij in de ochtend rond 09:30 in de keuken van haar woning was. Haar moeder riep: "Kijk eens, vechten". Ouwerkerk keek uit het raam en zag op het punt waar de Wognumstraat met de Huisduinenstraat samenkomt, een politieagent vechten met een man. Deze man was gekleed in een donkere regenjas. Zij hadden elkaar om het lichaam vast. In de Wognumstraat, uit de richting van de Medemblikstraat, zag zij nog een man aankomen. De man was gekleed in een beige regenjas en had een gleufhoed. Toen hij de politieagent tot op ongeveer 2 meter genaderd was, begon hij op hem te schieten. Hij schoot volgens haar 3 of 4 keer. De politieagent liet pas daarna de man, met wie hij aan het vechten was, los en liep met zijn handen voor zijn borst de Huisduinenstraat in. De man met de beige regenjas liep naar een fiets, die op een korte afstand lag van de locatie waar hij had geschoten. Hij fietste weg in de richting van de Medemblikstraat. Tijdens het fietsen stopte hij de revolver in de rechter buitenzak van zijn regenjas en fietste de Medemblikstraat in, richting de Haagweg. Halverwege keerde hij terug en fietste in de richting van het Monnickendamplein. Zij zag een politieagent op een fiets in de Medemblikstraat naderen, die uit de richting van de Haagweg kwam. De politieagent werd aangeroepen door een man in de Huisduinenstraat, waar hij naar toe ging. Zij wist echter niet waar de andere man was gebleven. Zij verklaarde dat zij bij een wederzien de mannen niet zou kunnen herkennen.
Vervolgens werd Hildegard Hedwig Van der Blij-Daemen, 29 jaar en wonende aan de Huisduinenstraat 67, verhoord. Zij verklaarde dat zij tegen 09:00 uur in haar woning bevond. Zij hoorde buiten een klap en keek daarna door het raam, die zij opende. Zij zag op ongeveer 25 meter afstand, op de hoek van de Wagnumstraat en Huisduinenstraat, tegen de berm van de straat een politieagent vechten met een voor haar onbekende man. De politieagent weerde de man af die op hem schoot. Zij zag enige rook, hoorde een klap en kreeg de indruk dat hij een voorwerp op de politieagent richtte. De man die op de politieagent schoot, hield een fiets met zijn linkerhand vast. Deze man had volgens haar een lichte jas aan en had ook een deukhoed op. Toen deze man geschoten had, stapte hij op zijn fiets en reed daarna de Medemblikstraat in. Op korte afstand van deze 2 mannen stond een voor haar onbekende man in de Wognumstraat. Vlakbij lag in het midden van de straat een fiets. Toen de eerste man op zijn fiets stapte, nam de tweede man de op de straat liggende fiets om daarna de Wognumstraat in te fietsen, in de richting van de Soestdijksekade.
Kranten
De moordaanslag op Kooistra werd gemeld in de illegale pers. In de verzetskrant "Het Parool" werd gemeld: 'Woensdagmorgen 9 uur is nabij de Wognumstr de Opperluitenant van Politie Kooistra, cdt. van den post Loosduinen door 3 mannen beschoten. Hij kreeg 2 schoten in de borst en een in het achterwerk. Aan een passerend agent heeft hij inlichtingen kunnen geven. Hij was Donderdag nog niet dood'.
In de verzetskrant "Mededeelingen" werd gemeld: 'Woensdagmorgen 1.11.1944 om 9 uur is nabij de Wognumstraat de Opperluitenant van Politie Kooistra, commandant van den post Loosduinen, door drie mannen beschoten. Hij kreeg twee schoten in de borst, een in het achterwerk. Aan een passeerenden agent heeft hij inlichtingen kunnen geven. Donderdag was hij nog niet dood'.