Tijdens bezetting
De dag na de capitulatie en voordat er daadwerkelijk Duitse bezettingstroepen arriveerde werd het gebied rond Ockenburg bezocht door talloze nieuwsgierige en souvenirjagers. De Duitse Junkers (die onder meer de Generalleutnant Graf von Sponeck vervoerde), die in een bosham ten zuiden van het hulpvliegveld Ockenburg waren geland, halverwege de huizen Ockenburg en Ockenrode, de 2 Junkers die op een heideveld ten zuidwesten van het hulpvliegveld Ockenburg waren geland en de 2 Junkers die op open bosplek bij ruine Solleveld, 500 meter ten westen van huis Ockenrode waren geland, werden afgevoerd richting het Haagse Laakhaven gebied. Van daar uit werden de restanten per boot vervoerd naar het Zerlege Betrieb te Utrecht. In dit depot aan de Cartesiusweg aan het Amsterdam-Rijnkanaal werden de vliegtuigen verder ontmanteld. Het landgoed Ockenburg was tot de middag van 29 mei 1940 gesloten, maar werd vanaf diezelfde middag weer voor wandelaars opengesteld. Op 28 juni 1940 werd de villa Ockenburg door de Duitsers gevorderd voor de legering van Duitse militairen en op 5 augustus 1940 weer vrijgegeven. Daarna werd het ingericht als noodsecretarie. Stoelen, tafels, inktpotten, pennen en potloden waren aanwezig, maar toen de villa op op 22 september 1940 weer door de Duitsers werd gevorderd, was het merendeel van de inventarisgoederen verdwenen. In de zomer van 1940 werd een schijnvliegveld door de Duitsers aangelegd. Hiervoor werden in het poldergedeelte alle sloten gedempt en werd het terrein ook geegaliseerd. Door werkzaamheden voor de aanleg van het schijnvliegveld ging ongeveer 40 hectare goed polderland verloren en werd de watertoe- en afvoer van het landgoed Meer en Bosch geheel afgesloten. Aan de Muurbloemweg werd een elektrisch gemaaltje geplaatst als voorziening in de waterbehoefte van Meer en Bosch.
Op gronden van de N.V. Ockenburgh werd de boerderijen "Blijrust" en het schietgebouw gesloopt voor het schootsveld. Het langoed Ockenburg met de omliggende bossen tot Sperrgebiet verklaard. De burgers mochten er niet meer komen. Een uitzondering werd er onder andere gemaakt voor de familie Kuypers, bewoners van de (voormalige) boerderij Blijrust. Tijdens de Duitse inval was hun boerderij in de vuurlinie komen te liggen en daarbij zwaar beschadigd geraakt. Het gezin is gevlucht naar de naburige villa Ockenrode en heeft daar een week noodgedwongen moeten verblijven. Na de Nederlandse capitulatie mochten ze nog eenmaal bij hun boerderij komen om de nodige spullen en de persoonlijke bezittingen op te halen. Na de oorlog is deze boerderij afgebroken aangezien deze te zwaar beschadigd was geraakt. Ook het meer zuidelijk gelegen terrein, het oude schietbaanterrein, werd eind 1941 verboden gebied verklaard. Dit gebied werd daarvoor nog regelmatig bezocht door amateur-archeologen vanwege de vele vondsten uit de Romeinse tijd. Als gevolg van het neerkomen van een losgeslagen kabelballon op 13 augustus 1941 raakte het lichtnet aan de Monsterseweg beschadigd. Bij de boerderij "Wijndaelerswoning" werd een hooitas afgebroken. De Gemeentelijke Begraafplaats Westduin, waarvan de aanleg zover gevorderd was dat al in 1942 een gedeelte ingebruik genomen had kunnen zijn, werd door de Duitsers voor de aanleg van de Atlantikwall gebruikt, waardoor voor de aangelegde verdedigingswerken veel beplanting werd vernield. In het eerste gedeelte van de begraafplaats werden 2 vakken voor de gesneuvelde Duitse en Geallieerde militairen in gebruik genomen. De Duitsers verklaarden een strook grond van 13,5 hectare achter de begraafplaats als Sperrgebiet en ook derhalve niet voor de burgerbevolking toegankelijk. Dit gebied werd door de Duitsers aangeduid als Widerstandsnest 2H en bestond uit verschillende verdedigingswerken welke voornamelijk bedoeld waren voor de versterking van de Atlantikwall. In totaal werden van de N.V. Ockenburgh onteigend de boerderij "Blijrust", het schietgebouw en het fabrieksgebouw aan de Kijkduinsestraat. Verder werden nog in de omgeving het badhotel met dependance en de politiepost op Kijkduin, 2 gebouwen op het kampeerterrein "Kijkduin" en ook diverse opstallen (schuren) aan de Gevers Deynootstraat in Loosduinen.
Op 1 januari 1927 vond de eerste instelling van de buslijn M plaats op het traject Valkenbosplein - Kijkduin. De verbinding van de buslijn M met Kijkduin werd vanaf 15 september 1940, in verband met de van hogerhand bevolen inkrimping van de busdiensten wegens het (zeer grote) brandstofgebrek veroorzaakt door de oorlogsomstandigheden, opgeheven. De HTM had de tramlijn 20 een stuk doorgetrokken over de Laan van Meerdervoort, maar van het eindpunt van lijn 20 tot aan Kijkduin, was het toch nog altijd 20 minuten lopen. De heer Van der Geest had hierop in medio 1941 een middel gevonden. Hij liet een paardenbus lopen, die een aansluiting gaf op de aankomende en de vertrekkende trams van en naar Kijkduin. Op zaterdag 31 mei 1941 kreeg Kijkduin eindelijk weer een busverbinding, zij het er dan ook met maar 1 p.k. haver-"motor". De opheffing van de lijn M bracht de kleine nederzetting aan de duinvoet in een isolement dat door lijn 20 maar gedeeltelijk kon worden opgeheven. Zij die er woonden en (gedurende de zomermaanden) ook zij, die het strand daar wilden bezoeken, waren verplicht een wandeling van een goed kwartier te maken van de Muurbloemweg waar de tram de passagiers tot aan het eindpunt afzette, tot het strand. De heer Van der Geest had dus het initiatief genomen tot de exploitatie van een paardenbus tussen de badplaats Kijkduin en het eindpunt van lijn 20. Het vervoermiddel werd in de middag van zaterdag 31 mei 1941 op de hoek van de Kijkduinsestraat en de Scheveningselaan, nabij het einde van het schijnvliegveld, voor de eerste rit gestart in aanwezigheid van vele bewoners van Kijkduin. Een juichende kinderschaar vormde de eerste gratis bezetting. De rit duurde precies 10 minuten. Het was de bedoeling dat men steeds de aansluiting vond bij het eindpunt van de tram. Voor de zomergasten, die er meestal min of meer belast en beladen op uit gingen, was de buslijn een groot gemak. Door de evacuatie met de daar opvolgende grootschalige sloop van Kijkduin werd ook deze dienst opgeheven. Na de bevrijding werd op 17 april 1948 de dienst van buslijn M hersteld, thans op het traject De Savornin Lohmanplein - Kijkduin.
Diverse percelen op het rond het landgoed liepen veel schade op door de gevechten tijdens de meidagen van 1940 en later door de Geallieerde bombardementen, mijnexplosies en V2-lanceringen. Op het landgoed raakten de villa Ockenburg en andere opstallen veel schade op door bominslagen en door de vele V2-lanceringen. Aangezien het wenselijk werd geoordeeld dat de landelijke eigendommen van de gemeente tegen het publiek te beschermen in verband met de houtroof, werd in mei 1944 aan de burgemeester voorgesteld machtigingen te verlenen om enige armlastigen te werk te stellen voor de bewaking van deze eigendommen. De voorgestelde regeling werd door de burgemeester van Den Haag op 24 juni 1944 goedgekeurd. Voor de bewaking werden dan ook enige personen, meest armlastigen, aangesteld. Het resultaat was dat onder andere uit het landgoed Ockenburg praktisch geen hout meer werd geroofd. In maart 1945 werden door onbekenden bij de watertoren bij de psychiatrische inrichting "Bloemendaal" aan de Monsterseweg scherpe en puntige voorwerpen uitgestrooid, waardoor de wegtrekkende Duitse troepen vele lekke banden opliepen. Als straf hiervoor werden aan de Monsterseweg 7 reeds lege huizen in brand gestoken en moest de bevolking van 29 maart tot 11 april om 18:00 uur binnen zijn. Dit verbod gold voor het gebied ten zuiden van de Thorbeckelaan en de Leyweg.
|