Ida Laura Veldhuyzen van Zanten
Werd geboren op 22 juni 1911 in Hillegom, was stewardess bij de KLM en woonde aan de Keizersgracht 707 in Amsterdam. Zij was de dochter van Gerrit Veldhuyzen van Zanten en Lamberta Ida Bertha Muller en zij had 6 broers (Gerrit Eduard, Bernard Johan, Theodoor, Adriaan, Frits en Maurits). Zij was ongetrouwd. In 1937 behaalde zij het diploma "Maatschappelijk Werk" in Amsterdam en was daarna voor 3 maanden in de Verenigde Staten. In 1938 besloot zij als stewardess bij de KLM te solliciteren, maar zij werd afgewezen omdat zij niet in het bezit was van het vereiste gymnasiumdiploma en omdat er slechts 18 vacatures waren. Daarna besloot zij op een vliegschool bij Londen vlieglessen te gaan volgen. In 3 maanden tijd behaalde zij haar motorvliegbewijs A en ook de zweefvliegbrevetten A, B en C. Gebrevetteerd keerde zij terug naar Nederland. Zij solliciteerde opnieuw bij de KLM en werd aangenomen als air-hostess. zij volgde een opleiding, maar kreeg uiteindelijk toch geen betrekking bij de KLM omdat zij al 'financieel onafhankelijk' was en er wederom een aantal vrouwen moest afvallen. In het najaar van 1938 vertrok zij naar Polen om een voortgezette zweefvliegopleiding te gaan volgen. Voor de derde keer solliciteerde zij bij de KLM, werd aangenomen en werkte daarna vanaf juli tot oktober 1939 als stewardess bij de KLM. Ook werkte zij enige tijd als scheepshostess bij de rederij Van Nievelt & Goudriaan op de lijndienst naar Argentinie. Zij werkte daarna enkele maanden bij het Korps Vrouwelijke Vrijwilligers (KVV) in Amsterdam. In deze functie verleende zij onder andere hulp aan slachtoffers van het bombardement op Rotterdam. Ook werd zij door de KLM ingezet voor ondersteuningswerkzaamheden bij de navigatiecursussen die in een pand aan de Vondelstraat in Amsterdam werden gegeven.
Door een van haar broers kwam zij in contact met Willem Gerbrandy (een neef van de minister-president Pieters Sjoerds Gerbrandy) en het plan was om met een bootje nabij Petten te vertrekken. Een ene Arie van der Brink zou dan ook meegaan, terwijl de sergeant-majoor Hoekstra van de motordienst uit Haarlem aan de voorbereiding had meegeholpen. Het was juli 1941 en zij verbleef in afwachting van de ontsnappingspoging in een cafeetje in Petten. waar zij door Gerbrandy zou worden gewaarschuwd wanneer alles gereed voor vertrek was. De afvaart stond gepland voor de nacht van 22 juli op 23 juli 1941 vanaf de Hondsbossche Zeewering. Een vrachtauto bracht de klaargemaakte boot in de avond voor het vertrek naar Petten. Daar aangekomen bleek er nog een tweede vluchtboot in de vrachtauto te zitten. Deze kleine boot behoorde toe aan de 4 andere Engelandvaarders, onder wie de latere luitenant-generaal Jelke Lucas Bosch. In totaal zouden 11 personen die nacht dus met 2 bootjes de oversteek wagen. Maar nog voordat een van de boten al was vertrokken, werd de groep ontdekt. De groep verspreidde zich, maar toch werden 3 mannen gearresteerd en daarna via het gevangenkamp Schoorl naar het Oranjehotel in Scheveningen overgebracht. Volgens Veldhuyzen van Zanten kwam Willem Gerbrandy bij haar en vertelde dat de boot ontdekt was en 2 van de deelnemers gepakt waren.
Voor haar tweede poging had zij met 2 Amsterdamse studenten, Knoppert en Van Leeuwen, een boot aangeschaft en het plan was om bij Noordwijkerhout te vertrekken. De avond voor haar vertrek ging Van Leeuwen daar nog op verkenning om na te gaan hoe daar door de Duitsers gepatrouilleerd werd. Van Leeuwen werd echter gearresteerd. Hij was de volgende dag weer vrij, maar zij durfden niet direct hun vluchtpoging voort te zetten. Later werd ook het weer te slecht met gevolg dat ook van deze poging niets terecht kwam.
Zij ontmoette weer Willem Gerbrandy die haar toen voorstelde aan "Tante Jo", namelijk mevrouw De Jong. Deze vrouw was de weduwe van de professor De Jong. Tante Jo bracht hun toen in contact met een zekere Bijkerk, wonende in Amsterdam-Noord in het Tuindorp, boven het IJ wiens compagnon weer de sergeant-majoor Hoekstra was. Volgens Veldhuyzen van Zanten behoorden tot de groep verder nog Wieringa, Quant, Krijgmans, Kalkhoven, Gerbrandy en een jongen met de naam Erick, een matroos van de Marine. Bijkerk had hun boot met een motor en ook benzine overgenomen tegen 2 plaatsen in zijn boot. Veldhuyzen van Zanten zou mee gaan netals Dammers, een automonteur uit de Surinamestraat in Amsterdam. Dammers had ook geld in deze boot gestoken, had de motor nagekeken en wilde ook graag mee. De 2 studenten hadden zich teruggetrokken. Zoals elders beschreven mislukte de poging vanaf het waterwingebied bij Ockenburg. Volgens Veldhuyzen van Zanten was Erick waarschijnlijk gearresteerd toen zij door een Duitse patrouille ontdekt werden en was Gerbrandy halverwege nog naar de boot teruggekeerd, volgens Hoekstra om te gaan kijken naar de wapens welke zij daar hadden achtergelaten. Veldhuyzen van Zanten heeft Faber daarna echter niet meer gezien. Zij meende dat Quant later naar Deventer of Almelo was gegaan om zich daar schuil te houden. Volgens haar werkte Hoekstra waarschijnlijk samen met een mevrouw Cardoza, een Jodin die in Amsterdam woonde, en Calo, ook een Jood die ook in Amsterdam woonde. Zij hielden zich bezig met het aanbieden van plaatsen in boten, die naar Engeland zouden oversteken maar nooit vertrokken. Volgens haar was het net zo'n zaakje als dat van Bijkerk. Zij had mevrouw Cardoza en Calo wel eens ontmoet. Na de mislukte poging bleef zij contact houden met Kalkhoven. Op 8 januari 1942 vertrok zij over land met Kalkhoven, Wieringa en Faber naar Jura in Zwitserland. Faber had zij wel eens eerder bij "Tante Jo" ontmoet. Tijdens de reis kwam in Roosendaal nog Jan Hendrik Jansen bij deze groep. Veldhuyzen van Zanten had Jansen niet eerder ontmoet.
Op 27 juni 1942 vertrok zij uit Zwitserland, voorzien van de nodige visa, een doorreisvisum voor Spanje en een ticket voor Curacao op de "Cabo de Hornos". In Madrid gekomen vond de heer De Bruyn Tengberger, de Nederlandse consul-generaal, het beter dat zij doorging naar Curacao maar toch wilde zij naar Engeland. Zij ging toen zelf aan het werk en met hulp van de KLM in Lissabon kreeg zij uiteindelijk een Portugees visum en een uitreisvisum voor Engeland. Per trein reisde zij op eigen gelegenheid naar Portugal, waar zij zich bij de KLM in Lissabon meldde. Op 13 augustus 1942 vloog zij naar Engeland. In Londen kwam zij op kantoor terecht, namelijk bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Van 11 mei 1943 tot 30 september 1945 diende zij als Ferry Pilot bij de Air Transport Auxiliary (ATA). Na de oorlog werd zij compagnon in een klein luchtvaartbedrijfje. Met een tweemotorige Miles M.57 Aerovan vloog zij met 6 passagiers van Engeland naar Kaapstad in Zuid-Afrika, waar ziij een bedrijfje opzette om mensen rond te vliegen. Later keerde zij terug naar Nederland en ging aan de slag als maatschappelijk werkster en haar nieuwe hobby werd zweefvliegen. Zo trad zij toe tot de exclusieve ´club´ van piloten die al meer dan 50 jaar hun vliegbrevet hadden. Zelfs tot in 1999 vloog zij nog geregeld in motor- en zweefvliegtuigen. Ida Laura Veldhuyzen van Zanten overleed op 19 oktober 2000 in Emmen aan een hartinfarct. Zij werd begraven op de Algemene Begraafplaats in Hillegom.