Landgoed Ockenburg

Proef brandbommen

Naar in begin 1939 al was medegedeeld, had ingenieur Van Hombracht, ingenieur bij de gasfabriek in Groningen, een materiaal van bijzondere samenstelling vervaardigd, dat bestand was tegen de hoge temperaturen, ontstaan door brandbommen. Dit materiaal was samengesteld uit gehakt stroo, klei of leem, cement, een beetje kalk en water. Het werd vervaardigd in platen van 2,5 centimeter dik, die naast elkaar gelegd konden worden. In droge toestand wogen de platen 25 kilogram per vierkante meter. Met toestemming van de uitvinder, had de heer Van Wijk, leider van de gemeentelijke vakcursussen voor werklozen in Den Haag, door zijn leerlingen platen van verschillende samenstelling laten vervaardigen, welke in de middag van 1 april 1939 werden beproefd. In een klein bijgebouw/schuurtje op het landgoed, had men van gemeentewege een deel van de zolder met klei-strooplaten brandvrij ingericht. Onder de leiding van ingenieur Van Hoytema, hoofdingenieur-adviseur van de gemeente, werden hier enkele electronbommen en thermietbommen gebrand. Wanneer de proef was geslaagd had men het plan om dit systeem op grote schaal in de gemeente Den Haag toe te passen. Op het terrein van de proefneming waren onder meer aanwezig de Haagse wethouder van Openbare Werken en Bedrijven, ingenieur Feber, de Gemeentesecretaris mr. dr. Boasson, gemeente-secretaris Ir. W. vd Vegt, directeur en ingenieur M.H. Ekker, hoofdingenieur van Gemeentewerken ir. H.E. Suyver, adjunct-directeur van Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, de heer C. van Wijk, directeur van de Gemeentelijke Vakcursussen, namens de politie de hoofdinspecteurs Preller en N.P. Pool, S. de Graad, de ingenieur W.E. Eggruk en vele anderen.

De hoofdingenieur-adviseur van de gemeente, ingenieur J.F. van Hoytema, gaf voordat de eigenlijke proeven van start gingen, een kleine toelichting. Alle maatregelen welke zij namen tot afwending van het luchtgevaar stonden, aldus Van Hoytema, op een onsolide basis. En wel omdat zij de uitwerking van de bestaande middelen niet kenden, niet wisten waarmee zij bij uitstek bestookt zouden worden en in de derde plaats omdat zij niet wisten wat de toekomst nog voor aanvalsmiddelen van de lucht uit zou brengen. In ieder geval was een aanval met brandbommen te verwachten. De brandbommen waren te onderscheiden in 2 soorten, namelijk de zwaardere thermiet en de lichtere electronbommen. De eerste soort had een gewicht tot ongeveer 12,5 kilogram en verbrandde bij een temperatuur van 2000 tot 3000 graden. Zij brandden in een minuut op. Anders was het gesteld met de electronbommen. Zij hadden een gewicht van 1 tot 2 kilogram, brandden bij een temperatuur van 1000-2000 graden en gedurende 15 tot minuten. Wanneer gebruik werd gemaakt van lichte bommen, dan gingen deze in elk geval door het dak van gebouwen, voorzaakten brand op de zolder, gingen door de vloer heen en staken geleidelijk het gebouw aan. Om dit te voorkomen, maakte men aanvankelijk gebruik van zand. Proeven hadden echter aangetoond, dat bescherming met zand zeer onvoldoende was. Daarna is uitgezien naar andere beschermingsmiddelen en in plaats van zand te strooien, werd de zolder van een gebouw bedekt met platen. Deze platen waren samengesteld uit stroo, klei, kalk, cement en water met een dikte van 2,5 centimeter. Men kon of wel platen maken van zekere afmeting en deze aan elkaar metselen of wel de vloer bedekken met een grote plaat.

Het waren de Gemeentelijke Vakcursussen die zich hadden belast met het samenstellen van dergelijke platen, welke op de zolder van het kleine bijgebouw/schuurtje op Ockenburg waren neergelegd. Achtereenvolgens werden diverse proeven genomen met oefenelectron- en met thermietbommen. De resultaten waren zeer bevredigend. Toen de bommen eenmaal waren uitgebrand, bleek de beschermende laag nauwelijks aangetast. In verband met de bij herhaalde proeven verkregen resultaten, was besloten op de zolders van het nieuwe gebouw van de Bevolkingsregister aan de Goudenregenstraat dergelijke platen te laten aanbrengen.
In mei 1939 werd bekend dat Gemeente-ziekenhuizen zouden worden beschermd tegen luchtgevaar. De proef die op Ockenburg werd genomen was een nieuw procede ter beveiliging van huizen tegen het gevaar van brandbommen. Het middel betrof dus een plaat, samengesteld uit zand, stroo en cement, waarvan een aantal exemplaren werd vervaardigd in de werkplaats van de Vakcursussen voor Werklozen. Het lag aanvankelijk in de bedoeling om met deze platen, welke op de zoldervloeren werden gelegd, de gebouwen waarin de secretarie-diensten waren ondergebracht, te beveiligen. Hierop was men echter teruggekomen. Het plan was ook om deze beplating als bescherming toe te passen in Gemeente-ziekenhuizen en Verzorgingshuizen, nadat vooraf een proef op uitgebreide schaal was genomen in een ander gemeentelijk gebouw. De bouw van de platen zou worden uitgevoerd door de Vakcursussen voor Werklozen.

This site was last modified on 22/11/2024 at 22:16. (c) Landgoed-Ockenburg 2010-2024