Landgoed Ockenburg

Deelneming aankoop landgoed Ockenburg

In zijn vergadering van 14 maart 1927 besloot de gemeenteraad van Den Haag tot deelneming in de aankoop van het landgoed Meer en Bosch en 4 gedeelten van het landgoed Ockenburg. De aankoop moest gezamenlijk geschiedden door de gemeente en de NV "Laan van Meerdervoort", een particuliere bouwgrondmaatschappij, zodat de gemeente 4/5 en de maatschappij 1/5 in eigendom zou ontvangen. Het betrof hier een oppervlakte van ƒ 1.880.000,- vierkante meter grond zodat het gemeentelijk grond bezit met 1,5 miljoen vierkante meter werd vermeerderd. De exploitatie kon gezamenlijk geschieden, echter had de gemeente Den Haag het recht voorbehouden ook zelfstandig te exploiteren en de grond van de particuliere bouwgrondmaatschappij over te nemen. De NV tot Exploitatie van Onroerende Goederen "Laan van Meerdervoort " had namelijk het recht op levering van het landgoed Meer en Bosch (cq van alle aandelen van de NV-eigenaresse) verkregen ten aanzien van het landgoed Ockenburg zich het recht van aankoop verzekerd, terwijl zij had aangeboden deze transactie te doen geschieden voor gemeenschappelijk rekening van de gemeente en haarzelf, met dien verstande dat de gemeente dus daarin voor 4/5 en de vennootschap voor 1/5 gedeelte deelnamen. De Burgemeester en Wethouders waren van oordeel dat het voor de gemeente van belang was op dit aanbod in te gaan. In het geheel zou met het verkrijgen van beiden landgoederen een bedrag van ƒ 2.456,500 gemoeid zijn. Ter financiering van een en ander wilden Burgemeester en Wethouders gebruik maken van de bestaande NV "Stedelijk Belang", welke door de gemeente Den Haag destijds met de Maatschappij "Laan van Meerdervoort" was opgericht. De bedoelding was dat "Stedeljk Belang" de terreinen zou kopen en dat zij de koopsom zou verkrijgen door een lening voor 4/5 van de gemeente Den Haag en voor 1/5 van de Maatschappij "Laan van Meerdervoort".

Voor het landgoed Ockenburg had de maatschappij "Laan van Meerdervoort " een recht van koop op gedeelten van de grondslagen A en A1 ter grootte van ongeveer 137 hectare tegen 1,05 gulden per vierkante meter, het gedeelte B met een grootte van ongeveer 9,5 hectare tegen 2,00 gulden per vierkante meter en het gedeelte D met een grootte van ongeveer 2,5 hectare tegen 1,60 gulden per vierkante meter. Derhalve zou hiervoor in totaal ongeveer 1.668.500 moeten worden betaald. Naar het gevoel van Burgemeester en Wethouders waren de bovengenoemde prijzen voor het landgoed Ockenburg aannemelijk. Bij de tegenstanders riep de deelneming tot de aankoop nogal wat vragen zoals waarom zo'n haast op en ook de tijd om het plan te bestuderen was er niet al werd dit wel vereist want aan het voorstel, dat dus een kleine 3 miljoen eiste, zat meer vast dan aan de hand van de toelichting opviel. Men vond dat de burger met dit voorstel werd overvallen en het reeds op de agenda plaatsen van het voorstel zou volgens de tegenstanders de schijn wekken dat het voorstel er door moest worden gejaagd en dat zo weinig mogelijk gelegenheid moest worden geboden om het aan mérites te toetsen. Men hoopte dat de raad op de vergadering zou verklaren van een dergelijk doorjaagmethode niet gediend te zijn en zou besluiten het voorstel nog niet te behandelen.

Op 9 april 1927 werd bekend dat de Gedeputeerde Staten de beslissing omtrent het raadsbesluit over de aankoop van beide landgoederen hadden verdaagd. Op 23 april 1927 werd alsnog bekend dat de Gedeputeerde Staten, aan wie het raadsbesluit ter goedkeuring was toegezonden, in beginsel geen bezwaar tegen deze voorgenomen transacties te koesteren. Er bestond een mogelijkheid dat dat de aandelen van de NV Meer en Bosch en/of de NV Ockenburg moest worden overgenomen. Daarnaast wilden zij bij de overneming van de aandelen in de statuten de betrokken vennootschappen voorzieningen vastgelegd zien, teneinde de nodige zeggingschap van de raad en hun college mogelijk te maken.

Burgemeester en Wethouders waren van mening, dat aan deze opmerkingen gevolg moest worden gegeven. Wat de eventuele wijziging van de statuten van de NV Meer en Bosch als ook de NV Ockenburg betreft, deden zij opmerken dat diverse bepalingen van de statuten niet pasten in de toestand, welke onstond indien alle aandelen in handen van de NV Laan van Meerdervoort en de gemeente zouden zijn, zo bijvoorbeeld de bepaling, dat de leden van de raad van beheer en commissarisen elk 1 zeker aantal aandelen moesten hebben, de bepaling omtrent de winstverdeling, het stemrecht enzovoort. De wijziging van dergelijke bepalingen was dus nodig. Daarnaast zou er, ter tegemoetkoming aan de wens van Gedeputeerde Staten, opgenomen dienden te worden het thans niet bestaande voorschrift dat de belangrijkste handelingen van de vennootschap(pen), als het verkrijgen, vervreemden en bezwaren van onroerend goed, het aangaan van geldleningen, niet dan met machtiging van de vergadering van aandeelhouders kon geschieden en dat hiertoe een besluit van de Raad, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, nodig kon zijn.

Daarbij was het wenselijk de verdeling van de eventueel over te nemen aandelen vast te leggen: deze verdeling ware aldus te bewerkstelligen, dat de gemeente 4/5 en Laan van Meerdervoort 1/5 van het totale aantal zou krijgen. De Burgemeester en Wethouders waren van oordeel, dat deze wijzigingen in het raadsbesluit behoorden te worden gebracht. Zij achtten het wenselijk, dat te dien einde het raadsbesluit van 14 maart 1927 werd ingetrokken en vervangen door een nieuw, waarbij met onder andere met het bovenstaaande rekening werd gehouden. De aankoop van Meer en Bosch en Ockenburg werd begin mei 1927 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd.

This site was last modified on 22/11/2024 at 22:16. (c) Landgoed-Ockenburg 2010-2024