Oefening Landstorm
Vanwege de oorlogsdreiging die voorafging aan de Eerste Wereldoorlog, vaardigde minister van oorlog Hendrikus Colijn op 7 maart 1913 een nieuwe legerwet uit en richt de Landstorm op. De eenheden waren in tegenstelling tot hun 19e eeuwse voorgangers volledig geüniformeerd en bewapend als het reguliere leger. Op 28 april 1913 werd de Landstormwet aangenomen. De Landstorm werd oorspronkelijk opgericht als een reserve voor het leger en de landweer. Tot de Landstorm behoorde volgens het artikel 2 van de Landstormwet diegenen die vrijgesteld of uitgeloot waren van dienst bij de militie en (tot de leeftijd van 40 jaar) landweerplichtigen na het vervullen van de diensttijd. Voor het uitvoeren van die wet werd op 12 juni 1913 het Landstorm-besluit vastgesteld en hierin werd in artikel 53 de mogelijkheid geopend tot een vrijwillige verbintenis. Toen het Nederlandse leger in augustus 1914 mobiliseerde meldden velen zich als vrijwilliger. Omdat ons land neutraal was tijdens deze oorlog zijn deze reserve eenheden zijn niet in actie gekomen.
Op 21 mei 1915 werd bekend dat voor de afdeling Rotterdam II van de Vrijwillige Landstorm voor de beide Pinksterdagen een uitgebreid, maar tevens aangenaam en leerzaam programma samengesteld was. Op het landgoed Ockenburg zouden namelijk schiet-en gevechtsoefeningen worden gehouden, waaraan door ongeveer 1100 man Landstorm zou worden deelgenomen, het geheel onder de leiding van kolonel Van Hoek (territoriaal bevelhebber). Op de Eerste Pinksterdag zou 's morgens om 08:00 uur op de Beurs worden aangetreden en per extra trein zou de troep zich naar Den Haag begeven. Het muziekkorps zou de manschappen vergezellen. De keukenwagen in werking, de compagnieskar en de brancards zouden worden meegenomen. Van Den Haag zou naar Loosduinen en Ockenburg worden gemarcheerd, waaraan een grote schietwedstrijd zou worden deelgenomen. Tijdens de nacht zou bij Loosduinen worden gekampeerd. De volgende morgen om 06:30 zou de reveille worden geblazen voor het houden van een gevechtsoefening, waarbij een aanval van de wielrijders op voetvolk van de Landstorm. Om 13:45 zou vanaf Loosduinen afgemarcheerd worden naar Den Haag, alwaar om 16:15 de trein de Landstormers uit Rotterdam weer snel naar huis zou brengen.
Nadat op zondag 27 mei 1915 op Ockenburg een schietwedstrijd was gehouden voor alle vrijwillige landstormafdelingen in Nederland waaraan door ruim 1000 man werd deelgenomen, had op maandag 28 mei 1915 een velddienstoefeningen plaats, waaraan circa 1500 man deelnamen. Hierbij werd het aanvallend en verdedigend gevecht beoefend. Bij de terugmars naar het tentenkamp op Ockenburg wachtte de deelnemers een verrassing: bij de tol aan de straatweg had de Koningin zich opgesteld. De Hare Majesteit woonde, evenals de opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, generaal Snijders, een deel van de oefeningen en vervolgens het voorbijtrekken van de Vrijwillige Landstorm-afdelingen bij. Maar de tweedaagse Ockenburg-Monsteroefening van de Vrijwillige Landstorm mocht welgeslaagd genoemd worden.
Een gedeelte van de schietwedstrijd, die georganiseerd was door de Koninklijke Vereeniging van Nederlandsche Scherpschutters (K.V.v.N.S), werd bijgewoond door de inspecteur van de Vrijwillige Landstorm, generaal Neeteson, en door de commandant van de Eerste Divisie van het Veldleger, generaal Klerk de Reus. De leiding van deze velddienstoefening berustte bij de kolonel Van Hoek, de territoriaal bevelhebber in Holland. Als de commandant van de aanvallende partij (wielrijders) trad op de kapitein dr. Meijers en als de commandant van de verdedigende partij kapitein Dudok van Heel.
|