1870 - 1900
Op 12 november 1888 had de brigadier-titulair jachtopziener A. Parlevliet, gestationeerd in Loosduinen, op het landgoed 74 wildstrikken in beslag genomen, die een welbekende stroper uit Den Haag bezig was op te nemen. In die tijd werd er in het algemeen nogal over de schaarste van wild geklaagd, zo was dit echter op dit landgoed niet het geval.
Voor de Haagse rechtbank stonden donderdag 6 september 1895 een koopman en een tuinman terecht, beklaagd in de nacht van 2 op 3 juni van een erf in Monster 39 kippen te hebben gestolen. De dieren waren bedwelmd, toen gedood en in zakken meegevoerd. Later werden zij in staat van ontbinding gevonden op het landgoed Ockenburg, waar zij blijkbaar waren verstopt. De beiden beklaagden verklaarden van de hele zaak niets te weten. Een zeer bezwarende verklaring voor de beklaagden werd afgelegd door een "poelier" (die ook reeds enige malen terechtstond wegens kippendiefstal), bij wie een dertigtal kippen te koop werd aangeboden voor 50 cent per stuk terwijl voor 30 cent per stuk werd geaccordeerd. De levering had echter niet plaats, waarschijnlijk omdat de beklaagden in de gaten werden gehouden. Een ander zeer bekend kippenkoopman, die voor een rijksdaalder aangenomen was om de kippen te halen, wees aan de rechercheur van de politie de plek aan waar hem de vermiste hoenders getoond waren, om die naar Den Haag te dragen. Nadat de beklaagden de hele ochtend de onmogelijkste verhalen hadden gedaan om hun onschuld te bewijzen, kwamen zij na de pauze plotseling tot een volledige bekentenis. Daarbij bleek ook waarom de hoenders niet naar Den Haag vervoerd waren. Er kwamen op de weg mensen aan en daarom durfde men niet verder te gaan en verstopte de kippen nabij de wonderboom op het landgoed Ockenburg. De president sloot tijdens deze rechtszaak verder het onderzoek en bepaalde de uitspraak over 8 dagen.
Op het landgoed werd op zondag 24 oktober 1897 een vliegerwedstrijd gehouden door jongens beneden de 15 jaar. Voor deze wedstrijd werden 3 prijzen uitgeloofd en na de westrijd uitgereikt voor de fraaiste- en best- bestaande vliegers. De voorwaarden waren dat de deelnemers zelf hun vliegers vervaardigd moesten hebben, zij mochten zich door een helper doen bij staan die echter ook niet ouder dan 14 jaar mocht zijn, deelnemers moesten zich voor of op zaterdag 23 oktober bij de tuinbaas van Ockenburg aanmelden en moesten in de gemeente Loosduinen wonen. De wedstrijd begon om 14:00 uur met de Zeeweg als toegang tot het terrein.
Eind april 1898 werd bekend dat in Loosduinen in de maand september feesten zouden worden gehouden. De feestdagen zouden plaats vinden op 14, 15 en 16 september. Hare Majesteit de Koningin zou toen nader bepalen op welke van die dagen zij haar officiële bezoek aan de gemeente Loosduinen wilde brengen. Zodra dit bekend werd kon de feestcommissie de verschillende festiviteiten over de 3 dagen verdelen. Men stelde zich voor het dorp en ook de buurt zoveel mogelijk te versieren, wat voornamelijk de taak van de buurtcommissies zou zijn. Aan de armen werd een feestgave verstrekt en volksspelen zouden op de terreinen van Ockenburg aan de Strandweg worden gehouden terwijl voor de kinderen een feest werd voorbereid in de verschillende scholen. Op 19 september bracht Hare Majesteit de Koningin een bezoek het Westland, waaronder Loosduinen. Na het bezoek reed men in draf de Monsterseweg op waarbij even later voor het landgoed Ockenburg even halt gehouden werd om de kinderen van de heer Van den Bergh in de gelegenheid te stellen een bouquet aan ieder der Majesteiten aan te bieden. Na het overhandigen van bloemen en Westlandse tuinbouwartikelen werd de tocht voortgezet door andere gemeenten in het Westland.
|