Landgoed Ockenburg

Schaftlokaal

Op 27 juli 1972 stuurde de directeur van de Gemeenteplantsoenen van 's-Gravenhage aan de Gemeentewerken een verzoek om een prijsopgave te verstrekken voor het leveren alsmede het plaatsen van een verplaatsbaar schaftlokaal (unitsysteem), zoals eerder was besproken tussen de heren Boudestein en Van Pomeren op 21 juli 1972. Uit de beschrijving, behorende bij de aanvraag van de bouwvergunning met als bestemming wagenloods met een schaftlokaal en gedateerd op 6 augustus 1973, valt op te maken dat de fundering uit betonpoeren moest bestaan, de dragende buitenwanden uit dubbelwandig hout, de niet-dragende buitenwanden uit houtwol cementplaat, de niet-dragende binnenwanden ook uit houtwol cementplaat, de dakbeschieting uit hout 9/9 18 mm en de dakbedekking uit teervilt (Vebidak). De vloeren moesten bestaan uit hout 9/9 22 mm, de plafonds van eternit en de bodemafsluiting van zand (plastic folie). De standleidingen en de liggende leiding binnen het gebouw en de grondleidingen buiten het gebouwen waren van PVC. Op 15 augustus 1973 verklaarde de Hoofdingenieur afdelingschef Nawijn van de Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht van 's-Gravenhage, op 6 augustus 1973 een aanvraag te hebben ontvangen tot het verkrijgen van een bouwvergunning. Het betrof een bouwvergunning voor het vergroten van de wagenloods met een schaftlokaal in een bouwperceel aan de Monsterseweg. Het leveren en het plaatsen van deze verplaatsbarde schaftlokaal (unitsysteem) kreeg uiteindelijk geen goedkeuring van de Welstandscommissie. Echter in een nieuw plan, waarmede de Welstandscommissie en het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht in beginsel wel akkoord mee gingen, waren het schaftlokaal met de wasruimte en het toilet ondergebracht in een nieuw te maken uitbreiding van de bestaande wagenloods op het terrein. De uitbreiding werd hierbij aangegeven op een tekening in de nieuwe toestand. Volledigheidshalve was ook de tekening van de bestaande toestand bijgevoegd. De uitbreiding zou worden voorzien van een elektrische- en een koudwaterinstallatie. De verwarming van het schaftlokaal zou geschieden door middel van een elektrische radiator. De totale stichtingskosten werden op basis van het prijspeil van juli 1973 in totaal geraamd op 53.500 gulden. In deze raming waren geen kosten opgenomen voor het aanbrengen van een vloerbedekking en het treffen van voorzieningen aan de beplanting. Op 20 september 1973 wordt door Gemeentewerken aan de heren dijkgraaf en hoogheemraden van Delfland verzocht een vergunning te verlenen voor de lozing van regenwater, afkomstig van de bestaande wagenloods aan de Monsterseweg in het park Ockenburg op het bestaande terrein en de lozing van afvalwater, afkomstig van een aan de wagenloods te bouwen schaftlokaal met toiletruimte, staande op het kadastrale perceel gemeente Loosduinen, sectie H, no 1336, op het nabij gelegen boezemwater. De lozing zou geschieden via een te plaatsen septictank. Het bouwen van een schaftlokaal, wasgelegenhoud en een toiletgroep kostte 35.000 gulden, de aanleg en aansluiting van een electrische installatie (inclusief verwarming) kostte 8.000 gulden en de aanleg alsmede de aansluiting van een koudwaterinstallatie kostte 10.500 gulden.

Gemeentesecretaris Blei Weissman liet op 7 juni 1974 aan de directie van de Dienst der Gemeenteplantsoenen schriftelijk weten dat zij de ingebruikgeving aan diezelfde dienst van een schaftlokaal met bergruimte, gelegen aan de Monsterseweg, gerekend van 1 januari 1974 af, als geeindigd te beschouwen. Op 30 augustus 1974 liet Gemeentewerken de directeur van de Dienst der Gemeenteplanstoenen schriftelijk weten dat de onderhoudstermijn van de koudwaterleiding naar een schaftlokaal van de Dienst der Gemeenteplanstoenen in het park Ockenburg aan de Monsterseweg was geeindigd en de aannemer aan zijn verplichtingen had voldaan. Gemeentewerken verzocht ook om met ingang van die datum het onderhoud over te nemen. Op 19 september 1974 verklaarde de Directeur van het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht, namens het College van Burgemeester en Wethouders van 's-Gravenhage, dat bij het met een schaftlokaal vergroten van de wagenloods op gemeentegrond nabij de Monsterseweg (kadastraal bekend als gemeente Loosduinen, sectie H,  nr 1336), voor zover bij controle, laatstelijk  op 26 juli 1974 was gebleken, was voldaan aan de ter zake geldende voorschriften. De verbouwde wagenloods kon daarom als zodanig in gebruik worden genomen of in gebruik worden gegeven.

De Adjunct-Directeur van het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht verklaarde daarna schriftelijk dat hij op 21 augustus 1975 een bouwvergunning had ontvangen voor het verkrijgen van een bouwvergunning, het oprichten van een posthuis met wagenloods nabij de Monsterseweg. Het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht verklaarde, als bedoeld in de artikelen 28 en 29 van de bouwverordening, op 19 juli 1977 dat de directie van de Dienst der Gemeentewerken, als houder van de bouwvergunning, inmiddels was gereedgekomen met het bouwen van een wagenloods en een personeelsonderkomen op gemeentegrond, nabij de Monsterseweg. Tevens bestond er geen bezwaar dat het gereedgekomen bouwwerk of een gedeelte daarvan in gebruik werd genomen of in gebruik werd gegeven.

This site was last modified on 22/11/2024 at 22:16. (c) Landgoed-Ockenburg 2010-2024