Begrafenis bemanningsleden Fairey Firefly L-13
Op maandag 8 november 1948 rond 14:45 stortte ten zuidoosten van de spoorlijn Leiden-Haarlem, bij Voorhout, een lesvliegtuig van de Marine Luchtvaartdienst neer. Het kwam op ruim 100 meter neer van deze spoorlijn op het land van de Sassenheimse bollenkweker H. Verschoor. De bollenkweker, die met een landarbeider juist aan het werk was, kon zich voor het neerstortende lesvliegtuig nauwelijks in veiligheid stellen. De beide inzittenden van het lesvliegtuig, de officier-vlieger tweede klasse William Anton Limque en de luitenant ter zee tweede klasse Willem Lambertus Harminus de Vries kwamen om het leven. Limque woonde aan de Wassenaarseweg 2 in Den Haag en De Vries woonde aan de Vivienstraat 1 in Den Haag. Even na 14:00 uur was de Firefly van het vliegveld Valkenburg opgestegen. Het was uitstekend weer met helder zicht. Boven de gemeente Voorhout had De Vries, die deze Firefly bestuurde, enkele bochten gedraaid. Alles ging goed totdat op een gegeven ogenblik de Firefly ging afglijden en in een vrille raakte. Soms werd het vliegtuig opzettelijk in een vrille gebracht. Instructeurs gaven daarbij aan op welke wijze het vliegtuig weer recht kon worden getrokken. Maar toen deze Firefly met een grote snelheid om zijn as draaiende de aarde naderde, moest de bestuurder nog geprobeerd hebben de Firefly weer op te trekken. Maar helaas mislukten deze pogingen en met een grote kracht stortte de Firefly dus neer op het omgeploegde veld van de bollenkweker. Van diverse kanten snelden mensen, die op verre afstand van de neerstortende Firefly getuigen waren, naar de locatie van de crash. Hiertoe behoorden ook een kapelaan en een pastoor, maar ook een dokter uit Voorhout. Eerste hulp mocht echter niet meer baten, Limque en De Vries waren op slag dood. Omdat de Firefly achter het gemeentehuis van Voorhout was neergestort, kon men van hieruit vrijwel direct het vliegveld Valkenburg informeren. Een reddingsploeg, onder de leiding van een aantal officieren, was dan ook al vrij spoedig aanwezig. De Firefly was niet in brand geraakt, had in het land een kuil geslagen van ongeveer een halve meter diepte, waar de motor en een gedeelte van de romp waren ingedrongen. Wat van de vleugels was overgebleven, ruste op de randen van de kuil en overal verspreid lagen nog de brokstukken. Het stoffelijk overschot van Limque kon direct uit de vernielde Firefly worden bevrijd. Om het stoffelijk overschot van De Vries te bergen, moest van een metaalzaag gebruik worden gemaakt. Het werken met een lasapparaat was onmogelijk, omdat er overal benzine verspreid lag. De Firefly was een eenmotorig vliegtuig, een zogenaamde 'Firefly operational trainer', waarmee de piloten konden trainen op de Firefly-vliegtuigen, die onder andere op het vliegdekschip Hr.Ms. Karel Doorman in gebruik waren. Al een dag na de crash werd bekend dat de begrafenis van Limque en De Vries op donderdag 11 november 1948 met militaire eer plaats zou gaan vinden, uit de rouwkamer van de begrafenisonderneming "Innemee" aan de Hooikade. De begrafenis moest plaatsvinden tussen 15:30 en 16:00 uur op de Gemeentelijke Begraafplaats Westduin. Diverse officieren en ook een deputatie van het vliegveld Valkenburg zouden de plechtigheid bijwonen. Aanwezig zouden zijn onder meer de schout bij nacht Willinge, de commandant van het vliegveld Valkenburg
William Anton Limque werd op dinsdag 14 november 1922 in Modjokerto geboren. Even voor de oorlog trad hij als leerling onderofficier-vlieger in dienst van de Marine Luchtvaartdienst. Maar toen de capitulatie van Nederland onafwenbaar was, evacueerde hij naar Australie met de Marine Luchtvaartdienst en ging daarna naar de Verenigde Staten, waar hij zijn opleiding geheel voltooide. Daarna ging hij over naar Engeland, waar hij en zijn groep opgenomen werd in de Fleet Air Army. Hij vloeg toen in een Hellcat-squadron en nam onder andere deel aan de vernietiging van het Duitse slagschip Tirpitz. Daarna ging hij met andere Nederlandse vliegers naar het Midden-Oosten, waar hij deel nam aan de invasie van Zuid-Frankrijk en Griekenland. Hij werd bij een van zijn missies eervol vermeld door het terugbrengen van een Hellcat met 94 kogelgaten. Daarna kwam hij via het Far Eastern Command in Soerabaja terecht en hier maakte hij de oktober-novemberdagen mee en bij de onlusten rond het Oranje Hotel werd hij naar de Werfstraat gebracht, waar hij 3 weken verbleef. Na nog een kort bezoek aan Engeland kwam hij terug in Soerabaja, waar hij in 860 Squadron opgenomen werd en ook weer deel nam aan een aantal missies, waaronder bij Grissee. Na zijn verlof werd hij instructeur op het vliegveld Valkenburg en was drager van het Vliegerkruis. Willem Lambertus Harminus de Vries werd op donderdag 1 juni 1922 in Huizum geboren. Hij was een Engelandvaarder. Hij werd samen met de agent Harry Weelinck in de nacht van dinsdag 3 april 1945 op woensdag 4 april 1945 in de omgeving van Zuidbroek, boven Groningen, geparachuteerd. Hij werkte als een radiotelegrafist/codist voor het Bureau Inlichtingen (BI). Hij had de opdracht om de Duitse troepenverplaatsingen en andere vijandelijke activiteiten waar te nemen en door te seinen naar het Bureau Inlichtingen in Eindhoven. Op zaterdag 5 mei 1945 werd zijn opdracht beeindigd. Na de bevrijding van Nederland meldde hij zich weer in Eindhoven, maar in augustus 1945 ging hij naar Engeland. Een maand later ging hij naar Indie en in december weer terug naar Nederland. Op donderdag 17 januari 1946 werd hij bij de Marinestaf geplaatst. Op dinsdag 5 maart 1946 kwam hij bij de Mijnenopruimdienst in Leiden en daarna op maandag 22 juli 1946 werd hij oudste officier op de mijnenveger Hr.Ms. Borndiep in IJmuiden. Een jaar later werd hij bij de luchtstrijdkrachten op Gilze-Rijen gedetacheerd om tot vlieger opgeleid te worden. Op maandag 4 oktober 1948 werd hij op het vliegveld Valkenburg geplaatst. Op vrijdag 31 maart 1950 kreeg hij postuum het King's Medal for Courage in the Cause of Freedom.
Op donderdag 11 november 1948 vertrok een stoet van de rouwkamer aan de Hooikade, waar veel belangstellenden aanwezig waren. Door een haag van Mariniers met gepresenteerd geweer, werden de 2 kisten door onderofficieren van de Marine Luchtvaartdienst naar de 2 lijkwagens gedragen. Beide kisten werden bedekt met de Nederlandse vlag. De stoet werd geopend door het Marinierskapel en werd gevolgd door het vuurpeloton, bestaande uit Mariniers van het vliegveld Valkenburg. Daarachter liepen ook nog 12 onderofficieren van de Marine Luchtvaartdienst, die als dragers fungeerden. Achter deze 2 lijkwagens volgde een deputatie van officieren en 100 man personeel van de Marine Luchtvaartdienst. Zeven volgwagens met familieleden besloot de stoet. Het schemerde al toen de stoet met de stoffelijke overschotten, voorafgegaan door de treurmuziek spelende Marinierskapel van Gijsbert Nieuwland, na een urenlange tocht door de stad op de Gemeentelijke Begraafplaats Westduin rond 15:30 arriveerde. Ondanks een koude, doordringende nevel, was een groot aantal belangstellenden samengekomen. Aanwezig waren onder andere de commandant van het vliegveld Valkenburg (de officier-vlieger eerste klasse Swaab), de vlagofficier van de Marine Luchtvaartdienst (de hoofd-officiervlieger eerste klasse Schaper) en de Commandant Zeemacht in Nederland (de schout-bij nacht Willinge). Op de 2 kisten lagen ook de officierspetten en de sabels. Tamboers met omfloerste trom gingen de kisten vooraf, die gedragen werden door onderofficieren. Nadat de 2 kisten onder een tromgeroffel in de graven waren neergelaten en het vuurpeloton een salvo had gegeven, voerde de commandant van het vliegveld Valkenburg het woord. Swaab noemde hun dood een groot verlies voor de Marine Luchtvaartdienst, die kort daarvoor ook al een aantal van hun mannen verloren had. In een kort woord herdacht hij ook de grote verdiensten van de 2 omgekomen militairen en hij richtte zich ook tot de beide jonge, achtergebleven echtgenoten. Hij raadde hen "omhoog en vooruit te zien", zoals hun mannen steeds gedaan hadden. Ook de vlootaalmoezenier Herberts sprak een aantal troostvolle woorden tot de nabestaanden. De vlootpredikant Kat las een gedeelte uit de Openbaringen van Johannes en bad het "Onze Vader". Een marine-officier en de vlootaalmoezier dankten namens de families voor de belangstelling en de betuigingen van deelneming. William Anton Limque werd begraven in een graf van de 2e klasse, vak 4, nummer 31 en Willem Lambertus Harminus de Vries werd begraven in een graf van de 2e klasse, vak 4, nummer 30. Volgens het journaal van ontvangsten van deze begraafplaats waren de rechten betaald door het Ministerie van Marine op 8 augustus 1951.