Op dinsdag 12 december 1944 werd Helmut Guse voor het perceel Laan van Nieuw Oost-Indie 13 in Den Haag door 'majoor Braddock', de schuilnaam voor Willem Jozef Karel Kicken, doodgeschoten. Op deze dag wandelde Kicken met Mary van Maren aan zijn arm op de Laan van Nieuw Oost-Indie. De Duitse vaandrig Helmut Guse passeerde hen. Plotseling sprong Kicken naar voren en schoot Guse links van achteren neer. Guse zou geen pistool bij zich hebben gehad. Helmut Guse was de zoon van Gunther Guse. Gunther Guse was tot 31 mei 1943 "zur Verwaltung" van de Oberbefehlshaber der Kriegsmarine. Van 1 juni 1943 tot 30 maart 1945 stond hij ter beschikking van het opperbevelhebber van de Kriegsmarine, waarna hij in het krijgsgevangenenkamp Vladimir in Rusland belandde. Helmut Guse werd op zaterdag 16 december 1944 op het Kriegerfriedhof begraven.
Na de moordaanslag op Helmut Guse eiste Friedrich Christiansen, de Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlande, dat als represaille 20 illegale werkers zouden worden gefusilleerd en dat op de plek van de aanslag 2 huizen zouden worden opgeblazen. Door de bezetter werden de percelen Laan van Nieuw Oost-Indie 3, 5 en 7 opgeblazen. Vervolgens werden op vrijdag 15 december 1944 op de ruines voor Laan van Nieuw Oost-Indie 7 in totaal 12 personen gefusilleerd. Tegenwoordig is er bij het perceel Laan van Nieuw Oost-Indie 3 een plaquette op de buitenmuur aangebracht, die herinnert aan de gruwelijke gebeurtenis.