Vliegveld Ockenburg

Tijdens bezetting

De dag na de capitulatie en voordat er daadwerkelijk Duitse bezettingstroepen arriveerden werd het gebied bezocht door talloze nieuwsgierige en souvenirjagers. Een ooggetuige (de heer Van der Wouw) vertelde:

"De dag nadat Nederland capituleerde was het een mooie zonnige dag. Veel mensen gingen per fiets in de richting van Kijkduin, ze kwamen terug met souvenirs die ze gevonden hadden in de velden, duinen en op het strand ten zuiden van Kijkduin. Zelfs met een heleboel zijde en lijnen afkomstig van achtergebleven parachutes. Op het fietspad dat toegang gaf tot Kijkduin stond een Nederlandse militair zonder wapens, hem was opgedragen te voorkomen dat mensen spullen mee zouden nemen. Dat had echter weinig succes. Hij vroeg aan de mensen de verzamelde spullen achter te laten, sommige deden dat andere negeerde hem. In de hoop de mensen er alsnog toe te zetten de spullen achter te laten vroeg hij hun hoe zij het zouden vinden als hun zoon of broer hier was gesneuveld en de mensen spullen weg zouden nemen. Het verbaasd mij eigelijk nog steeds dat er geen Duitse soldaten waren om het e.e.a. in de gaten te houden."


Afvoer van Junker door Willem III straat te LoosduinenIn de periode die daar op volgde werd het vliegveld afgesloten en tot Sperrgebiet verklaard. De vliegtuigwrakken, waaronder veel Junkers 52, werden afgevoerd richting het Haagse Laakhaven gebied. Van daar uit werden de restanten per boot vervoerd naar het Zerlege Betrieb te Utrecht. In dit depot aan de Cartesiusweg aan het Amsterdam-Rijnkanaal werden de Duitse vliegtuigen verder ontmanteld. Alle op Ockenburg aanwezige jagers en bommenwerpers vielen in Duitse handen, namelijk zeven Douglas 8A-3N bommenwerpers, twee G-1B jagers en twee D-21 jagers. De Nederlandse vliegtuigen die nog in goede staat waren werden voorzien van het Duitse haken- en balkenkruis en afgevoerd naar Duitsland. Daar werden zij met name ingezet voor trainingsdoeleinden. Ook zijn een Fokker DXXI en een Douglas 8A-3N toestel als oorlogsbuit naar Duitsland
meegenomen en tentoongesteld in het "Beuteflugzeuge Museum" te Berlijn. In 1942 is het museum tijdens een van de Geallieerde bombardementen vernietigd en zijn de toestellen verloren gegaan.

De Duitsers hebben het hulpvliegveld Ockenburg niet meer als zodanig gebruikt. Op het vliegterrein werd al in de zomer van 1940 een schijnvliegveld aangelegd en was bij de Duitsers bekend onder de naam "Maifeld" en codenaam SF 19. Voor de aanleg werden in het poldergedeelte alle sloten gedempt en het gehele terrein enigzins geegaliseerd. Door deze werkzaamheden ging ongeveer 40 hectare goed polderland verloren en werd de watertoe- en afvoer van het nabijgelegen landgoed "Meer en Bosch" volledig afgesloten. In verband met de verstoring van de afwatering door de aanleg van het schijnvliegveld moest er een duiker met schuif tussen de ringsloot om "Meer en Bosch" en de vaarsloot langs de Muurbloemweg tegenover de Aronskelkweg aangelegd worden. Aan de Muurbloemweg werd een electrisch gemaaltje geplaatst geplaatst voor de voorziening in de waterbehoefte van landgoed "Meer en Bosch".  Aan de zijde van de Kijkduinsestraat werden er ook rieten matten opgesteld om het terrein (inclusief de begraafplaats) aan het zicht te onttrekken. Aan de linkerkant van de Wijndaelerweg werden een tiental namaak loodsen neergezet. Deze bestonden alleen uit een aantal palen met een dak erop, er omheen waren netten gespannen. Tevens werden er op het terrein houten vliegtuigen neergezet en daarnaast werden er op het terrein rode en blauwe lichten aangebracht die moesten dienen als landingslichten. Deze werden, als het donker was, ontstoken op het moment dat er Geallieerde vliegtuigen overvlogen. Aan de schoorsteen van de voormalige nettenfabriek, met de bijnaam het Witte Huis, aan de Kijkduinsestraat kwam een rode lamp te hangen. Deze rode lamp knipperde, zogenaamd om de Duitse toestellen te waarschuwen dat ze toch vooral dienden op te passen voor het hoge obstakel. De toegangsweg (nu de Wijndaelerweg) werd permanent afgesloten met grote, hoge hekken. De Duitse schijnvliegvelden hadden als doel om de vijandelijke vliegtuigen aan te trekken om daarmee de aandacht af te leiden van het vliegveld waartoe ze behoorden en dus zo verwarring te veroorzaken bij Britse vliegers die als doel hadden Duitse operationele vliegvelden te bombarderen. De Luftwaffe hoopte met het schijnvliegveld niet alleen aanvallen op echte vliegvelden te voorkomen, maar ook om Geallieerde vliegtuigen hierbij onder vuur te nemen. Voor Ockenburg is dat de Flugplatz Valkenburg bij Katwijk geweest want de lay-out van de nepbanen en de ligging duiden daarop. Het bedienen van de installatie vond plaats vanuit een bunker door een bemanning van meestal 2 leden van de Luftwaffe. De bemanning behoorde tot de Fliegerhorstkommandantur van het vliegveld waarvoor ze de afleidingĀ moesten verzorgen. In dit geval was dat de Fliegerhorstkommandantur van de Flugplatz Valkenburg. Dat Ockenburg vanaf de zomer van 1940 ging fungeren als het schijnvliegveld voor Flugplatz Valkenburg was allesbehalve overbodig want de Royal Air Force (RAF) begon het schijnvliegveld met luchtaanvallen kleinschalig te bombarderen.

Vanaf augustus 1940 trokken zowel het schijnvliegveld op Ockenburg als het schijnvliegveld aan de Lozerlaan regelmatig de aandacht van de Royal Air Force. De uitkijkposten van de Gemeentelijke Luchtbeschermingsdienst meldden in hun dagrapporten en nachtrapporten het ontsteken van de lichten op de (volgens deze aantekeningen) 'imitatie vliegvelden' alsmede het bombarderen van deze 'imitatie vliegvelden'. Tijdens deze bombardementen door de Royal Air Force vielen ook vaak bommen in de omliggende omgeving. Zo vielen er regelmatig bommen op tuinderijen die daardoor veel schade opliepen. Er vielen ook bommen op Loosduinen, zoals op 3 en 30 augustus 1940 en op 8 en 17 november 1940. Maar ook andere gebouwen in de omgeving van het schijnvliegveld Ockenburg liepen schade op, zoals het Zeehospitium Kijkduin en de theeschenkerij in Meer en Bosch. In het Bataviaasch Nieuwsblad van 24 mei 1940 werd een aanval op de startbaan van het vliegveld Ockenburg gemeld. Het eerste bombardement op het schijnvliegveld Ockenburg werd uitgevoerd in de vroege ochtend van 30 augustus 1940, rond 4:45. Naast de vele bombardementen op en rond het schijnvliegveld Ockenburg, vonden er ook regelmatig luchtgevechten, beschietingen en strategische luchtverkenningen plaats. In en rond Loosduinen werden dan ook nog wel eens benzinetanks, droptanks, munitie, blindgangers, ongesprongen projectielen, zuurstofflessen en brandbommen aangetroffen.

De bouw en het beheer van de afleidingsobjecten op Ockenburg vielen, netals alle andere schijnvliegvelden in Nederland, onder Luftgau Holland en onder verantwoording van de Luftschutzdienst. De bezetting van het schijnvliegveld was vermoedelijk niet erg groot. Voor de omwonenden van enkele straten in Kijkduin was de nabijheid van het schijnvliegveld een hachelijke zaak. Voortdurend bestond immers het gevaar slachtoffer te worden van een luchtaanval. Tijdens de aanleg van het schijnvliegveld in september 1940 werd de bewoners van Kijkduin aangeboden om schuilplaatsen in hun tuinen te plaatsen. Dat de misleiding van het schijnvliegveld op Ockenburg heeft gewerkt, blijkt wel uit het feit dat het schijnvliegveld daadwerkelijk regelmatig werd gebombardeerd. Maar naarmate oorlog vorderde, wisten de geallieerden steeds beter de operationele vliegvelden van de schijnvliegvelden te onderscheiden. Waarschijnlijk heeft het terein op Ockenburg tot in de tweede helft van 1943 alleen dienst gedaan als schijnvliegveld. Redenen hiervoor waren het toenemende risico van (lucht)landingen en het groeiende personeelsgebrek. Het schijnvliegveld is van 18  april 1944 tot 22 april 1944 door het 1./Pi.719 van mijnen voorzien en gaven de mijnenvelden namen als "Ermo", "Gimpel" en "Goldfish". In het mijnenveld "Ermo" lagen de electrische startbaan en de verlichting van het reeds opgeheven schijnvliegveld. Na de Duitse capitulatie zijn de mijnen op 26 en 27 juli 1945 door het 2./Fsch.Pi.Btl. 20 geruimd.

Sperrgebiet
Het landgoed Ockenburg en de omliggende bossen werden tot Sperrgebiet verklaard, burgers mochten er niet meer komen. Een uitzondering werd er onder andere gemaakt voor de familie Kuypers, bewoners van de voormalige boerderij Blijrust. Tijdens de Duitse inval was hun boerderij in de vuurlinie komen te liggen en daarbij zwaar beschadigd geraakt. Het gezin is gevlucht naar de naburige villa Ockenrode en heeft daar een week noodgedwongen moeten verblijven. Na de Nederlandse capitulatie mochten ze nog eenmaal bij hun boerderij komen om de nodige spullen en de persoonlijke bezittingen op te halen. Na de oorlog is de boerderij afgebroken aangezien deze te zwaar beschadigd was geraakt. Een lid van de eerste en oudste verzetsgroep in Loosduinen van Jan Willem Kempff hield zich tijdens het begin van de bezetting bezig met het zoeken naar vuurwapens. Deze vuurwapens lagen op verschillende plaatsen in de omgeving van het hulpvliegveld Ockenburg en in de duinen daaromheen verspreid. Deze vuurwapens en ook munitie waren door de Duitse en Nederlandse troepen tijdens de strijd achtergelaten. Deze wapens en munitie werden vervolgens aan Kempff gegeven, die ze vervolgens verborg in een bergplaats op het terrein van de kliniek Bloemendaal.

Pruisische boer op Ockenburg
Vrij snel daarna kwam er een Duitse boer wonen in de portierswoning. Deze boer kwam oorspronkelijk uit Pruisen en werd primair belast met de voedselvoorziening van de Duitse soldaten. Zo werden er aardappels op het veld gepoot en verzorgde hij ook nog vee. Volgens de heer Arie Molenkamp, bewoner van een van de tuinderijen in de buurt, had deze Duitse boer iets op z'n kerfstok waardoor hij in Nederland tewerk was gesteld. Na verloop van tijd kreeg men contact met deze boer, en werd er soms om wat dingen gebietst. Omdat de boer voor zijn arbeid niets betaald kreeg, verkocht hij clandestien kunstmest, pootaardappelen en slachtvee aan buurtbewoners. Zo stortte de boer regelmatig kunstmest aan de overkant van de Wijndaelderweg. Dit werd vervolgens de tuinders uit de omgeving met schuiten opgehaald.

Een voorval heeft zich een keer voor gedaan met pootaardappels. Dhr Molenkamp: ''Mijn vader had een keertje gevraagd of de boer nog wat aardappels overhad, niet lang daarna kwam de boer met een grote tractor met laadbak aanrijden en dumpte 7 ton aardappels bij ons op de werf! Omdat we dat nooit allemaal zelf op zouden eten en omdat de kans groot was dat de Duitsers dit zouden ontdekken werd ik naar Loosduinen gestuurd om te vertellen dat men aardappels kon komen halen. Omdat het eten wat schaarsers werd, was de berg aardappels in een mum van tijd weg."  Eind 1943 kwam er een einde aan het verblijf van de boer op Ockenburg. Zijn verkoopactiviteiten naar de plaatselijke bevolking waren niet onopgemerkt gebleven. Dit had waarschijnlijk te maken met het slachten van een koe die men van de boer had geregeld. De Duitse boer had voor een koe gezorgd en werd in de schuur bij Molenkamp geslacht. Dit werd gedaan door iemand uit Loosduinen met de naam "Dolle Dries". Na het slachten was er een bloedspoor te zien wat naar het dorp van Loosduinen liep. Hierdoor kwamen de instanties uit bij deze "Dolle Dries". De autoriteiten hadden er dus lucht van gekregen
en niet lang daarna werd de Duitse boer afgevoerd naar het "Oranje Hotel" ofwel de strafgevangenis in Scheveningen. Daarna heeft men niets meer vernomen van de Duitse boer.

Ook een veel voorkomende straf waarvan de Duitsers zich bediende was het laten wachtlopen van burgers na sabotage. Dat gebeurde bijvoorbeeld wanneer er Duitse richtingaanwijzingsbordjes verdwenen waren of waren vervangen door bordjes met de tekst "Naar Londen 300 KM". Men moest dan dag en nacht op wacht staan bij de ingang van het park Ockenburg aan de Monsterseweg. Ook gebeurde het dat er paaltjes, met daaraan zilverpapier bevestigd, uit de grond werden getrokken. Deze paaltjes waren op een open terrein geplaatst om de Geallieerde piloten de indruk te geven dat er een vliegveld was. Op de foto links is te zien dat na een sabotagedaad enkele Loosduiners gedwongen werden om wacht te lopen voor de ingang van het park Ockenburg. Hier bouwden de Duitsers onder andere aan hun afvuurinstallaties voor de V2-raket. Het wachtlopen was overigens niet zonder gevaar, de gebieden waar dit gebeurde waren vaak een interessant doelwit voor de Geallieerde vliegers vanwege de bouw of andere oorlogsactiviteiten die er plaatsvonden.

In de nabijheid van Ockenburg was er Flak (FliegerAbwehrKanone of Flugzeug-AbwehrKanone) opgesteld dat geregeld in werking trad wanneer er Geallieerde vliegtuigen overkwamen. Duitse troepen waren onder andere gelegerd in de in 2002 afgebroken Kijkduinschool aan de Westkapellelaan en in een van de hotels op Kijkduin.

Noodlandingen
Op 26 augustus 1941 maakte een Engelse bommenwerper een buiklanding op het vliegveld. Het betrof hier de Handley Page Hampden AE265 van de Royal Air Force die de avond ervoor, 25 augustus, om 20:15 was opgestegen van RAF North Luffenham voor een missie naar Mannheim. Wegens brandstof tekort kon het zijn terugreis niet meer voortzetten. De bemanning werd krijgsgevangen gemaakt.

Enkele jaren later maakte ook een Duitse jager een (nood)landing bij het vliegveld alleen is helaas niet bekend wat voor type toestel het hier betrof. Een ooggetuige (dhr. Scholtes) vertelde: "Slechts een keer is er een Duitse jager geland recht tegenover het begin van de Laan van Meerdervoort, nog net op het veld daar dus pal bij de Strandweg. Ik denk dat het 1942 of 1943 moet zijn geweest maar ik weet het niet precies meer. Op een zekere morgen liep ik daar langs, vlak achter de boerderij van Zonneveld die daar woonde, op weg naar lijn 2 die bij Meer en Bos begon en naar de markt reed, bij het begin van de Schoolstraat. Ik zag vlak achter de boerderij een Duitse jager staan die een noodlanding had gemaakt of anders het schijnvliegveld voor echt had aangezien. Ter stond erna kwam er een mof met een schilder aan met een trapje. Die schilder begon de hakenkruizen op dat vliegtuig over te schilderen met de ronde Engelse herkenningstekens. Er was geen politie of militairen te zien. Hierdoor heb ik zelf kunnen zien dat de schilder dus bezig was de ronde Engelse cirkels over de Duitse kruizen te schilderen".

Gemeentelijke Begraafplaats Westduin
Toen de oorlog voor Nederland op 10 mei 1940 uitbrak was de Gemeentelijke Begraafplaats Westduin nagenoeg klaar om in gebruik te worden genomen. Enkele jaren daarvoor was men al met de aanleg begonnen op een terrein tussen het landgoed Ockenburg en het sportpark Ockenburg. Vlak na de Nederlandse capitulatie namen de Duitsers de begraafplaats voor de rest van de bezetting in gebruik, er vonden geen ter aarde bestellingen van Nederlandse burgers plaats. In totaal hebben er ruim 570 Duitse militairen begraven gelegen. Ondanks dat het zicht op de begraafplaats ontnomen was, konden de omwonenden toch regelmatig zien en horen dat er een militaire begrafenis plaatsvond. Vaak was er een stoet te zien die richting de begraafplaats trok onder de begeleiding van treurige muziek. Na afloop van een dergelijke plechtigheid klonken er 3 salutschoten. Nadat er op de begraafplaats een oppervlakte bestemd was voor het begraven van gesneuvelde en overleden
Duitse militairen ontstond er ook een behoefte op de begraafplaats om een afzonderlijke oppervlakte voor het begraven van gesneuvelde Geallieerde militairen. Al gauw werd hier een aparte ruimte voor aangewezen. Tussen 7 oktober 1941 en 12 juni 1945 werden hier 101 Geallieerde militairen begraven, voornamelijk piloten en bemanningsleden van de Royal Air Force (RAF). In oktober 1942 werden 22 Geallieerde militairen, die op de Algemene Begraafplaats aan de Kerkhoflaan waren begraven, opgegraven en herbegraven op de Gemeentelijke Begraafplaats. Het gebied was aangemerkt als Sperrgebiet en derhalve niet voor de burgerbevolking toegankelijk. Er werden een aantal veranderingen door de Duitsers uitgevoerd. Zo werd de windkering rondom de begraafplaats enige meters naar achteren verplaatst en werden er ook bunkers gebouwd. Pas na de oorlog, vanaf juli 1950, kon de begraafplaats in gebruik worden genomen. Een aantal bunkers is tot op de dag van vandaag nog aanwezig in de windkering, echter deze zijn afgedekt met een dikke laag zand. Het gaat hier om een voor Nederland vrij zeldzame bunker van het type 600 en een tweetal van het type 667.

Romeinse vindplaats
Ook het meer zuidelijk gelegen terrein (het oude schietbaanterrein) werd eind 1941 verboden gebied verklaard. Dit gebied werd daarvoor nog regelmatig bezocht door amateur archeologen vanwege de vele vonsten uit de Romeinse tijd. In de jaren dertig hadden daar namelijk veel opgravingsprojecten plaats gevonden onder leiding van dr. Holwerda, de toenmalige directeur van het Museum van Oudheden in Leiden. De opgravingen waren nog steeds zichtbaar in de vorm van gegraven sleuven. Over deze sleuven doen enkele verhalen de ronde, de Nederlandse militairen zouden deze gebruikt hebben voor beschutting tegen vijandelijk vuur. Ook wordt in een enkel gevechtsverslag hier melding van gemaakt, en gesproken over door de Duitsers gegraven "loopgraven". In elk geval werd het terrein afgesloten voor nieuwsgierigen. Een van de mensen die het toch probeerde, een zekere meneer Hoog, werd prompt in de kraag gevat en naar het "Oranjehotel" overgebracht in Scheveningen. Het heeft veel moeite gekost om het vrij te krijgen, zelfs Seyss-Inquart is er aan te pas gekomen. Vermeld is dat deze meneer Hoog zich daarna nooit meer op Ockenburg heeft laten zien.

This site was last modified on 29/03/2024 at 17:28. (c) Vliegveld-Ockenburg 2001-2024